309 Ten opzichte van de gebreken der bajonet verklaarde de Minister van Koloniën niet te weten wat daarvan was en dat hem daarom trent niets was gebleken of medegedeeld, terwijl Z. E. omtrent het geweer het volgende zeide: „Wat aangaat de bewapening van het leger, merk ik aan, dat de be zwaren, welk ten opzichte van de verandering der bewapening zijn aan gevoerd in de memorie van beantwoording, naar ik geloof, nog geldig zijn. Eene verandering van geweer zou weder groote uitgaven na zich slepen, en het blijft de vraag of evenwel die uitgaven genoegzaam zouden gerechtvaardigd zijn door het nut van eene kleine verandering in die bewapening. Ik ben niet genoegzaam op de hoogte om de meerdere of mindere waarde van een ander geweer te beoordeelen, maar de wenken, van den geaehten afgevaardigde uit Arnhem en anderen ontvangen, ben ik zeer gaarne bereid aan het oordeel van den commandant van het Indisch leger te onderwerpen. Ook van den wenk van den Heer Koose- boom ten opzichte van het geweer, geleverd door den fabrikant Beaumont, zal ik gebruik maken." Dat antwoord des Ministers moet vooral beschouwd in het licht der verklaring van Z. E., niet genoegzaam op de hoogte te zijn van de meerdere of mindere waarde van een ander geweer, hetgeen ook wel min of meer van toepassing mag geacht worden op hetgeen door Z. E. in de memorie van antwoord is aangevoerd, daar het inderdaad van een met-deskundige wel niet verlangd kan worden een gemotiveerd oordeel uit te spreken over zulk een zaak, die zelfs voor mannen van het vak nog niet zoo erg eenvoudig is. Intusschen schijnt uit de schriftelijke en mondelinge gedachten- wisseling wel te blijken, dat het voornemen, uitgedrukt in de memorie van beantwoording omtrent de Indische begrooting voor 1888, om, zoodra hier te lande eene keuze zou zijn gedaan, eenige getrans formeerde geweren naar Indië te zenden, en met het Legerbe stuur aldaar in overleg te treden over de vraag, op welke wijze de transformatie van de Indische geweren zou zijn tot stand te brengen, niet tot uitvoering gekomen is en komen zal, waaruit dan tevens zou blijken dat zelfs van het denkbeeld om eene transformatie van het Indische geweer in overweging te nemen, is afgezien. Is dat inderdaad het geval, dan mag worden aangenomen dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 324