311
geen in die richting ook in Nederland is onderzocht, dan mag
worden aangenomen, dat bij een ernstigen wil de oplossing van het
geweervraagstuk voor Nederlandsch-Indië spoedig zal gevonden worden.
In verband met hetgeen in mijn vroeger opstel over het nieuwe
Engelsche geweer werd medegedeeld, zij omtrent de vervaardiging
daarvan en van de bijbehoorende munitie hier aangeteekend, dat de
Minister van Oorlog in de zitting van het Lagerhuis dd. 18 Juni 1889
zeide, dat de fabricatie van het nieuwe repeteergeweer goed op gang
was, maar dat nog geen volledig afgewerkte geweren in voorraad
waren. In verband daarmede was met eenige_ fabrikanten eene
overeenkomst gesloten tot den verderen aanmaak van Martini-Henri -
geweren, totdat ook zij met den aanmaak van repeteergeweren
zouden kunnen beginnen; die geweren zouden echter hetzelfde kaliber
erlangen als het repeteergeweer, ten einde daarbij dezelfde patroon
te kunnen gebruiken; ingeval van nood zouden zij aan het leger in
gebruik worden gegeven.
In de zitting van het Lagerhuis dd. 21 Juli 1889 werden, met het
oog op den overgangstoestand ten opzichte van de bewapening van
het leger, eenige vragen tot den Minister van Oorlog gericht betreffen
de de bewapening van het Engelsche leger in Egypte en het voornemen
om de bestaande geweren in repeteergeweren te trausformeeren,
waarop werd geantwoord dat reeds 500 nieuwe repeteergeweren waren
afgeleverd en bij het leger in gebruik waren gesteld en dat bovendien
een zeer groot aantal samenstellende deelen in voorraad waren.
Verder bleek uit het antwoord van den Minister van Oorlog, dat de
geweren worden aangemaakt in de gouvernements fabrieken te Enfield
en Birmingham en in twee particuliere wapenfabrieken te Londen en
te Birmingham, voorts dat van het voornemen om de bestaande geweren
in repeteergeweren te veranderen geen sprake was, maar dat bij het ver
nieuwen van loopen deze van klein kaliber zouden zijn en eindelijk dat
men met kracht met den aanmaak der nieuwe munitie begonnen was.
Betreffende de bewapening van het Fransche en Oostenrijksche leger,
waaromtrent in mijn vroeger opstel reeds een en ander werd gezegd,
kan thans worden medegedeeld, dat sedert Mei jl. het eerstgenoem
de (wel te verstaan het actieve veldleger) geheel met het nieuwe
Lebel-geweer is gewapend.