323 - verhouding vati het aantal kapiteins tot dat der luitenants betreft, zeer in 't nadeel. Die ongunstige verhouding wenscht nu kapitein De Neve gewijzigd te zien door de vervanging van 50 luitenants door een bepaald aantal adjudant-onderofficieren. Met dit voorstel kan ik echter om de hierna te vermelden redenen niet medegaan. Volgens 62 der A. O. 1889 No. 56 zijn voor de korpsen en inrichtingen, bedoeld bij de 23 tot 61 van de A. O. 1882 No. 36, benoodigd 555 luitenants, terwijl voor de overige korpsen en inrich tingen, niet in die paragrafen bedoeld, alsmede voor verschillende andere betrekkingen, waarbij in de behoefte aan officieren door het wapen der infanterie wordt voorzien, dan wel waarvoor de benoodigde officieren in den regel uit dat wapen worden gekozen, gelijk ook thans het geval is, nog benoodigd zijn in het geheel 27 luitenants, makende dus een totaal van 582 luitenants. Volgens de „Naam- en Ranglijst der officieren der land-en zeemacht in Nederlandsch-lndië. 1890." telden op 1 Januari 1890 in de sterkte van het leger 591 iufanterie-luitenantsdus te veel 9 luitenants. Onder deze zijn echter ook begrepen de verlofgangers, wier aantal op dat tijdstip bedroeg 41, zoodat derhalve op dien datum slechts beschikt kon worden over 550 luitenants. Bovendien zijn nog tengevolge van verschillende omstandigheden meeidere luitenants aan den dienst bij de korpsen onttrokken en wel door: binneulaudsch verlof wegens ziekte, verpleging in de hospitalen, reizen bij overplaatsing, detacheering bij de infanterie- schietschool, enz. enz. Men kan dan ook gerust aannemen, dat een 50 tal luitenants immer aan den dienst bij de korpsen wordt of is onttrokken. Feitelijk bestaat dan ook reeds de toestand, zooals de Heer De Neve dien wenscht, wat de officieren betreft; alleen de adjudant onderofficier bij de compagnieën der veldbataljons ontbreekt thans. Bij slechts enkele bataljons toch vindt men drie luitenants per compagnie en dat zijn die bataljons, welke op voet van oorlog worden gehouden. Ook is dit misschien het geval bij die veldbataljons, welke in een koel klimaat garnizoen houden; daarbij worden toch de voor den velddienst tijdelijk ongeschikte luitenants ingedeeld, wier aantal op 't oogenblik vrij groot is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 338