326 vooral ook wanneer hij, zooals in kleine garnizoenen kan voorkomen, om de 3 a 4 dagen piket heeft en zijn overigen tijd kan besteden aan gerechtelijke informatiën, schoolonderwijs, enz. alle diensten, waarbij de adjudant-onderofficier niet mee mag rouleeren. Als bewijs nog dat tegenwoordig bij de veldbataljonsen ook elders— gebrek aan dienstdoende luitenants bestaat, niettegenstaande hun aantal volgens de formatie meer dan present is (1), kan dienen de wijziging van. den eersten volzin van 96 van het Schiet voorschrift. Deze luidde vroeger„Op elke baau is een luitenant met het onder richt belast." De infanterie-order N°. 4 van 1889 wijzigde dien volzin als volgt: „Op elke baan is een officier met het onderricht belast." Rukt dus de compagnie met een of twee luitenants uit, dat kan de C. C. ook als onderwijzer optreden, hetgeen vroeger verboden was. Tegen eene indeeling van een adjudant-onderofficier (of wel van een tweeden sergeant-majoor) bij de compagnieën der veldbataljons heb ik natuurlijk geen bezwaar, vooral niet als de sterkte dier com pagnieën wordt opgevoerdmits men hem alleen die diensten laat doen, welke thans de sergeant-majoor buiten zijne administratieve werkzaamheden verricht. Als vervanger van den 3cn luitenant bij de compagnieën der veldbataljons acht ik hem, om de hierboven omschreven redenen, niet gewenscht. Aangenomen nu echter, dat zich tegen het voorstel De Neve geen gewichtige bezwaren verzetten, hoe zou dan de promotie daardoor gebaat worden. En dit is toch eigenlijk het hoofdmotief, waarom de Heer De Neve voorstelde de formatie der infanterie met een 50tal luitenants in te krimpen. Hij rekent dat gemiddeld 25 luitenants per jaar tot kapitein bevorderd worden neemt men verder aan dat ge middeld elk jaar 5 luitenants, tengevolge van verschillende omstan digheden, het leger verlaten, dan zou de jongste luitenant pas over 20 jaar den kapiteinsrang verwerven. Men zal mij toegeven dat deze tijd voor een leger in de tropen wat al te lang is. (1) Behalve de 9 overcomplete luitenants, telden op 1 Januari 1890 nog in de sterkte van het leger 25 luitenants van het Ned. leger, terwijl slechts 19 officieren van dien rang naar Nederland waren gedetachee. d.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 341