331
Hoe kort ook deze inrichting bestaat, is reeds van de formatie
moeten worden afgeweken; thans toch zijn daarbij als instructeur
ingedeeld een kapitein en een le luitenant.
7°. Voor officier van wapening op de hoofdplaatsen kapiteins te be
stemmen.
Behalve door deze middelen kan verbetering worden aangebracht,
door
1 Uitbreiding der formatie met bijv. twee bataljons. Hierdoor
zoude de formatie aan officieren vermeerderd worden met twee hoofd
officieren, acht kapiteins-compagniescommandanten, twee kapiteins- of
le luitenants-adjudanten en vier en twintig luitenants.
De wenschelijkheid of liever noodzakelijkheid van dezen maatregel
zal wel niet behoeven aangetoond te worden; ik verwijs slechts naar
de gebleken noodzakelijkheid om 1500 minderen boven de formatie te
voeren; voor dit overcompleet heeft men zelfs geen kader uitgetrokken.
2°. Verhooging van het kapiteins-pensioen tot f 2500.
Reeds in 1880, toen dat pensioen van f 1600 op f 2000 werd
gebracht, begreep de Minister van Koloniën dat f 2000 onvoldoende
was en wilde hij daarom het bedrag vaststellen op f 2400.
„Het Departement van Oorlog in Ned.-Indië" zoo lezen wij in
het artikel van den kapitein van den generalen staf J. F. Breijer:
„Het bedrag van het kapiteins pensioen, ook in Yerband met de
promotie" (I. M. T. No. 6 van 1889) - „achtte echter eene verhooging
tot f 2000 voldoende en vond het tevens noodig, verschillende pen
sioensbedragen in de hoogere en hoogste rangen aanzienlijk te ver
meerderen, welk advies in beide opzichten gevolgd werd."
Zoo werd dan ook het pensioen vau een luitenant-generaal van
f 8000 op f 9000; van een generaal-majoor van f 5500 op/16000;
van een kolonel van f 4000 op 4500; van een luitenant-kolonel
van f 3000 op 3500 en van een majoor van ƒ2600 op 2800 gebracht.
Het motief, dat het Legerbestuur bewoog, het kapiteinspensioen
niet zoo hoog op te voeren, zoude, volgens den Heer Breijer, gelegen
kunnen hebben in de vrees dat een zeer groot aantal kapiteins het
leger met pensioen zoude verlaten, hetgeen met het oog op het in-