333 Thans gebeurt het dat de eene kapitein bevorderd wordt tot majoor, terwijl een andere, die wat wetenschappelijke ont wikkeling, flinkheid enz. aangaat, als diens meerdere werd eikend, een oogenblik voordat hij aan de beurt komt om bevordering te maken, het leger met pensioen verlaat, natuurlijk omdat hem te kennen was gegeven, hij anders gepasseerd zoude worden. Nu wil ik daarmede niet zeggen, dat laatstbedoelde geschikt was voor majoor, maar wel dat, zoo deze geen bevordering verdiende, eerstgenoemde tot dien rang in geen geval had mogen zijn benoemd. Nog steeds ziet men uit verschillende oorden van den Indischen archipel hoog in de ranglijst staande kapiteins naar Batavia opge roepen, ten einde proeven hunner geschiktheid voor den hoofdoffi- ciersrang af te leggen. Alleen wanneer zulks met alle kapiteins het geval was, en bovendien aan het hoofd der te Batavia garnizoen houdende korpsen steeds hoofdofficieren waren geplaatst, die niet alleen in militaire kundigheden uitmuntten, maar daaraan ook eene groote mate van menschenkennis paarden, dan zou tegen dien maat regel niets zijn in te brengennu echter is hij niet in alle opzichten met de billijkheid overeen te brengen. Sommigen ziet men aan de schrijftafel majoor worden, zonder ooit, al was het maar op het exercitieplein, een bataljon te hebben ge commandeerd; anderen daarentegen, doch genoeg hierover. Nog verscheidene redenen zou ik kunnen aanvoerendie wijzen op de noodzakelijkheid van het formuleeren van die eischen. Misschien bestaan er wel geheime aanschrijvingen dienaangaande, doch dan zijn ze niet algemeen bekend, zelfs niet aan hen, die geroepen zijn over de geschiktheid van de kapiteins voor den hoofdofficiersrang een oordeel uit te spreken. En zoo zij bestaan, welke bezwaren kuu- nen eraan verbonden wezen, om ze bij algemeene order te publiceeren Maar behalve het formuleeren en bekendmaken dier eischen, is ook noodig dat het Legerbestuur dengene of degenen verantwoordelijk stelle voor zijn (hun) uitgesproken oordeel in zake geschiktheid voor bevordering. Over 't algemeen moet afgegaan worden bij de be oordeeling van kapiteins voor den hoofdofficiersrang op de korps commandanten, omdat deze met hunne kapiteins zoowel in dienst als in het particulier leven dagelijks in aanraking komen. Zij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 348