344 van den vijand te kunnen vernielen, dan had men dit moeten onder nemen, terwijl men de troepen in het kamp onder de wapens had moeten stellen, teneinde ingeval van nood, versterkingen aan de aanvallende kolonne te kunnen verleenen. Die attacque met overleg gedaan, kon niet alleen tot vernieling van des vjjands werken leiden, maar hem misschien noodzaken terug te trekken en eeue retraite of nederlaag bij nacht geschiedt nooit, zonder een groot verlies te ondergaan. Wij zouden hierbij gevangenen hebben gemaakt die ons belangrijke bijzonderheden zouden hebben kunnen mededeelen. Laten wij zelfs vooronderstellen dat den Kommandant der 100 man zich te zwak gevoelende om den aanval alleen te doen, zijn rapport had afgezonden, doch ware ontdekt en terwijl hij nadere bevelen af wachtte, door den vijand was aangevallen, dan was de onderneming nog niet mislukt, en ware misschien des te beter geslaagd. Wanneer den vijand een onzer patrouilles verjaagd, die zijne ver sterkingen komt verkennen, dan verwacht hij niet dat op 500 passen achter dezelve zich eeu talrijk korps bevindt door artillerie onder steund. Hij moet derhalve door de ontmoeting van dit korps verrast wordende, gemakkelijk terug geslagen, en met overhaasting en in wanorde tot de retraite genoodzaakt worden. Neemt men wel zijnen tijd waar, dan kan men zich met hem in zijne werken werpen, hetwelk met een overval gelijk staat. Wat had moeten geschieden, ingeval den vijand zijne Batterijen niet bij Ma- traman opgeworpen had? Het Detachement niets vindende, zoude gedurende den nacht naar alle zijden Infanterie patrouilles hebben moeten zenden en bij dag uit Kavallerie te zamen gesteld, waardoor den vijand spoedig ontdekt zoude geweest zijn. Eens zeker zijnde van de stelling zijner posten, dan had men eeu goed beredeneerde uitval moeten doeu en dien met voorzichtigheid en stoutmoedigheid uitgevoerd zoude misschien Meester Kornelis gered hebben! waarom is toch niets van dit alles ondernomen? Heeft niemand de aandacht van den Generaal Janssens daarop gevestigd? Integendeel; onder scheidene officieren van erkende kunde, hebben plans van uitvallen» die wijnig van de voorgaande verschillen aangeboden en verzocht de verkenningen en patrouilles, naar de zijde van den vijand te mogen doen, doch er zijn Yeleu gedaan maar niet naar de zijde van den vijand.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 359