- 355 De erkenning van 's mans ongewone verdiensten moest helaas! zich dus bepalen tot eene hulde aan zijne nagedachtenishij was ons inmiddels ontvallen. Het was Vrijdag den 26en Juli 1889. In den afgeloopen nacht waren het 14e baton., een gedeelte van het 12e baton., de cavalerie, artillerie en een detachement genietroepen uit gerukt ter vernieling van het geschut, dat, in de vijandelijke sterkte Kota Toeankoe opgesteld, in de laatste dagen met vermeerderde hevigheid onze versterking Kota Pohama had beschoten. Reeds vroeg in den morgen van den 26™ hadden zich binnen onze hoofdsterkte vage geruchten verspreid, dat de onderneming met geen gewenschten uitslag was bekroond, dat 'a vijands tegenstand heviger was dan men had verwacht, totdat die geruchten ten 9 ure werden bevestigd door het in allerijl gegeven bevel„het 3e batou. dadelijk gereed staan tot uitrukken". Men was bij de 2e compie. van dit korps juist bezig aan het uitbetalen der soldij, toen de commandant, kapitein Hansen, deze order zijnen man schappen mededeelde. Met algemeen gejuich werd zij begroet; kort daarop was de troep gereed en stevende men per stoomtram naar Pakan Kroëng Tjoet. Ten 11 ure v. m. van hier vertrokken, kwam men eerst ten 3 ure n. nr., na gedurende den opmarsch bijna aanhoudend te zijn beschoten door den in grooten getale in de kampongs Kadjoe en Silang opgestelden vjjand, in de nabijheid van Kota Toeankoe. De 2e compie. kreeg last zich in gevechtsformatie te ontwikkelen. Daar ginds vertoont zich aan het oog een onduidelijke, grillige massa, het is groen gewasop enkele plaatsen lijkt het zelfs verdord. Heen menschelijke gedaante is daar tusschen of daar boven te zien en toch, het knetterend geluid van geweervuur, de doffe slagen van lillaschoten, zij klinken ons in de ooren; spoedig zien wij rechts en links figuren in elkander zakken met de doodskleur op de kaken figuren, die eene seconde te voren de kenteekenen nog droegen van gezond heid en levenslust. Jammerkreten uit pijnlijk verwrongen gelaats trekken, ook die dringen tot ons door en dat alles neemt in hevigheid toe, naarmate wij verder rukken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 370