357 zich veel lichter gevoelde. Het boek was immers afgesloten, de rekening klopte nu, vooruit dus! Yooruit! zeker, doch al sneller en sneller wikkelt zich zijn levens draad van het kluwen. De 2° compagnie is eindelijk gekomen vóór de Zuiderface van Kota Toeankoe Wolvekamp werkt zich dadelijk door den eersten pagger en door de bamboe doeri versperring daarachter, tot hij stuit op een tweede heg, nog hechter dan de eerste. Zijn compagniescom mandant, enkele Amboineesche fuseliers zijn hem op de hielen, maar den tijd, door de genietroepen benoodigd om in deze breede ver sperring een doorgaug te maken, wacht hij niet af; zijn reuzenkracht in werking brengende, komt hij ook deze hindernis te boven. Hij staat vóór de vijandelijke borstwering; met één sprong is hij er boven op, doch, gereedstaande om zich in de binnenruimte te werpen, valt hij achterover in de armen van zijn Amboineeschen wapenbroeder Lamber, N°. 9357; een kogel heeft hem het hoofd doorboord; het leven is gevloden. Maar dat schitterend voorbeeld van moed mist zijne uitwerking niet. De Amboineesche hoornblazer Sohilait, N°. 2829, mede vóór de borstwering gekomen, zet, terwijl de kogels hem om de ooren fluiten, den hoorn vóór den mond en laat luide den stormmarsch weer klinken. Een algemeene aanloop volgt, en Kota Toeankoe is in onze handen. Het stoffelijk overschot van den sergeant-majoor Wolvekamp, al gemeen stamboek N°. 26592, is den 27en Juli 1889 op de algemeene begraafplaats te Kota Petjoet ter aarde besteld. Het Indisch leger heeft door zijn afsterven veel verloren. Moge het zijne nagedachtenis ter eere hem steeds huldigen als een voorbeeld van trouwe en degelijke plichtsbetrachting, als den onderofficier bij uitnemendheid, als het type van den veldsoldaat. Clio.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 372