361 kroon van het hoofd, het verbleeken van den stralenkrans, die het leger omgeeft, gaat onverbiddelijk hiermede gepaard. Maar bovendien, dat afbreken van met eere genoemde namen is zoo noodlottig in zijne gevolgen. Bij het onder die omstandig heden levende geslacht toch doet het twijfel rijzen aan het roem vol verleden van het leger, twijfel ook aan de waarde en de ver diensten van tijdgeuooten wederzijds, en in stede dat het officiers korps zich kenmerkt door onderling vertrouwen, door samenwerking en wederkeerigen steun, ziet men achterdocht geboren worden, een streven ontstaan om elkander te ontwijken en een zucht tot bedillen en betweterij. Als onze infanterie in deze dagen nog aan die gebreken mank gaat, en wie zal durven beweren dat zij in dit opzicht zonder zonden is, dan zijn die verschijnselen, naar mijne gemoedelijke overtuiging, hoofd zakelijk een gevolg van den rampzaligen pennestrjjd over Atjeh. (1) Thans schrijven wij 1890. Meer dan zestien jaren duurt de strijd op Noord-Sumatra voort; het zijn ook zestien jaren geweest van aanhoudende inspanning, zonder rust en zonder verademing, jaren van opoffering in geld en men- schenlevens. Warm heeft vaak het soldatenhart geslagen, doch ook hoe menig keer werd het niet tot bloedens toe gewond P En als ik, op het ingeslagen voetspoor voortgaande, dat tijdperk zal gaan bespreken, dan doe ik allereerst aan onze infanterie de Vraag: „Zijt gij voldaan; kunt gij dus ook met een gevoel van zelfvoldoening op dien afgesloten tijdkring terugzien Men zou bij het hoofdwapen wel geheel in zelfgenoegzaamheid moeten zijn opgegaan, zoo hierop in beslist gunstigen zin werd geantwoord. Waar het wapen, gedachtig aan de moeilijke oogenblikken die het niet zelden doorleefde, wijzen mag op de geestkracht, op de taaie volharding, op de voorbeelden van moed en doodsverachting, daarbij (1) Eenige van de in dezen zigzag voorkomende beschouwingen heb ik weinige jaren geleden, doch onder een anderen vorm, elders eene plaats gegeven. Het kwam mij voor, dat het zijn nut kon hebben ze thans hier nog eens te herhalen. F.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 376