393 hoogde soldijen; voor meerdere kosten van overvoer van Nederland naar Indië en omgekeerd en in de koloniën zelfvoor meerdere ka zerneering, verlichting, kampementsgereedschappen, geneesmiddelen, enz.; voor onderhoud van een grooter aantal gebouwen; voor Ver nieuwing en onderhoud van meerdere bewapening en harnachement voor aankoop van een grooter aantal remontepaardenvoor grooter munitieverbruik, enz., enz., dan betwijfel ik het of het aan schrijver is gelukt, de overtuiging te vestigen, dat door hem geen buitengewone geldelijke offers worden gevergd. Laatstgenoemde factoren zijn moeilijk onder eenigszins juiste cijfers te brengen; de meeste althans. De totalejaarlijksche verhooging van de begrooting van het Departement van Oorlog kan dientengevolge niet berekend worden, doch men zal zeer zeker niet ver van de waar heid af zijn, door na te gaan met hoeveel °/0 schrijver de bestaande formatie wenscht uit te breiden en dan een zelfde van de laatste begrooting voor bedoelde verhooging aan te nemen. Volgens de bestaande formatie telt het leger: 1426 officieren, 29462 minderen en 1252 paarden. Volgens schrijver zou ze bedragen: 1738 officieren, 40274 minderen en 1684 paarden.. De uitbreiding zou dus zijn: 312 officieren, 10812 minderen en 432 paarden of of of 22 1j2 °/o 36 3/4 °/o 34^°/0 Alzoo rekenende op eene uitbreiding van het leger met gemiddeld 30 °/0, zou de jaarlijksche verhooging van het budget van oorlog be- loopen30% van f 24,887,041 of bijna 7i millioen gulden. Het ligt voor de hand, dat de kosten, aan het door schrijver voor gestelde defensieplan verbonden, niet zijn na te gaan. Alléén kan globaal worden berekend, welke uitgaven het gevolg zullen zijn van de met dat plan verband houdende legering van den troep (zie II, stelling LXXVIII). Daarbij zijn de als normaal aangenomen cijfers in rekening gebracht, Dl. I, 1890. 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 408