404
tement van Oorlog in Nederlandsch-Indië", als N°. 1 van den jaar
gang 1888 verschenen; dit is noodig om aanhaling van bronnen
en verwijzingen zooveel mogelijk te voorkomen.
Omstreeks het midden van het jaar 1879 werd in Engelsch-Indië,
na bekomen machtiging van den minister van koloniën in Engeland,
eene commissie benoemd onder presidium van den luitenant-gouverneur
van Bengalen, bestaande uit 11 (waarvan 9 militaire) leden, met de
opdracht een onderzoek in te stellen naar de organisatie van en de
uitgaven voor het leger in Indië.
In de instructie dier commissie, waarin de tegenwoordige comman
dant van het leger, generaal Roberts, zitting had, werd o. m. gezegd
dat de aanleiding tot de benoeming van de commissie gelegen was
in den zeer grooten achteruitgang van de inkomsten van Indië, ver
oorzaakt door den ongunstigen koers van het geld (unfavorable rate
of exchange), die belangrijke bezuiniging op de uitgaven noodig
maakte en dat dientengevolge de commissie had te overwegen
welk gedeelte van de onvermijdelijke vermindering der uitgaven op
het budget van oorlog zou kunnen gevonden worden. Verschillende
vragen werden haar in die instructie ter beantwoording voorgelegd,
o. a. ook deze: Is de tegenwoordige inrichting van het departement,
belast met den aankoop en de aanvulling, alsmede met het transport
van gouvernements voorraden (Supply and Transport department)
ten behoeve van het leger de meest geschikte met het oog op de
behoefte in tijd van oorlog en in tijd van vrede; zijn daarin veran
deringen noodig; zoo ja, welke?
Reeds den 15™ November 1879 werd het zeer omvangrijke en
hoogst belangrijke rapport der commissie ingediend, waarvan o. m. ook
een hoofdstuk aan de beantwoording van de vorenvermelde vraag
was gewijd.
Daar de geschiedenis van het transportwezen in Engelsch-Indië, de
toenmalige toestand van dien dienst en de voorgestelde Veranderingen
daarin zoo beknopt, maar tevens zoo volledig mogelijk worden weer
gegeven, komt het mij het beste voor dat hoofdstuk in zijn geheel
hier over te nemen.
Naar onze opvatting zoo zegt de commissie kan men bij eenige