413 normalen Europeeschen oorlog". En, ofschoon de nieuwe kruitsoort Veel meer in het belang wordt geacht van den verdediger, van den zwakkere, die zijne stelling niet meer door rook verraadt, zoo wil ik niettemin ditmaal ons belang bij dit kruit in den defensieven oorlog buiten beschouwing laten om te letten op den Inlandschen vijand, dien wij moeten tuchtigen, alzoo moeten aanvallen. Welke zijn de kenmerken van het gevecht tegen zulk een vijand Allereerst, aan 's vijands zijde: uitgebreide terreinkennis; eene groote mate van beweegbaarheid, eene vechtwijze zonder diepte (geen schot treft twee doelen); vastberaden vijanden met onmiskenbare doodsverachting, tuk op het handgemeen en vooral op buitgebrek kige, maar van nabij zeer gevreesde vuurwapenen; projectielen, die men uit den weg moet blijven om de afzichtelijke, gescheurde en met glas of vergif verergerde wondenonbetrouwbaar treinpersoneel wanneer wij genoodzaakt zijn, onze operatie-basis, ons depot te ver latenonbetrouwbare gidsen; het verband met het depot zeer bindend en eene opname-stelling na mogelijke retraite dringend noodzakelijk; een snel verloop van elke actie, ondanks de moeilijke verkenning en duidelijk voelbare moesson-, klimaat- en terrein-invloedenzorgeloosheid en onvoldoende waakzaamheid aan 's vijands zijde in zijne verschanste stelling, maar tevens stormvrijheid en een voldoend défilement dier schansen, voldoende om alléén met krachtige kalibers den aanval moreel en physiek met succes te steunen en de voorbereiding door artillerievuur vruchtbaar te doen zjju; onzerzijds een optreden met kleine troepengedeelten, waarvan nog slechts de minderheid de eigen lijke vuurlinie vormt, terwijl de groote meerderheid moet blijven in de hand van den aanvoerder om op kritieke punten te helpen aan 's vij ands zijde (bij al zijne voorliefde voor den offensieven „kleinen" oorlog) een zeer begrijpelijke angst voor verrassingen, misleidingen, hinderlagen en voor de omtrekking zijner schansen, kortom een onbedwingbare vrees voor al die middelen van den kleinen oorlog en van den strijd om terrein voor werpen, welke aan elke krijgsmacht ontzag afdwingen voor mogelijke overmacht. In de 2e plaats de geringe kans op eene afdoende „vervolging", juister gezegd: de onmogelijkheid om den Inlandschen vijand in het achter zijne stelling gelegen terrein te vervolgen; een nadeel, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 428