419 en zwavelzuur gebruikt; men roert die zuren in een ijzeren vat goed dooreendaarna worden ze in conische aarden vaten met ijzeren kraan overgebracht, toegedekt, en blijven daar tot het oogenblik van gebruik onaangeroerd staan. Om te nitreereu, laat men het mengsel der zuren in de eigenlijke nitreervaten loopendeze zijn van ijzer en staan naast elkander in een goot met koud water. Men werkt steeds met het 20-voudige van het benoodigde zuur, alzoo met 150 Engelsche ponden (de reden hiervan zal aanstonds blijken); in dat zuur wordt met een ijzeren vork eene hoeveelheid van 1 pond boomwol omgeroerd en daarna op een rooster boven het zuur uitgedrukt. De wol heeft nu echter, ondanks dat uitdrukken, circa het 11-voudige van haar gewicht aan zuur deels verbruikt, deels opgezogen, welke hoeveelheid zuur in het nitreervat moet worden aangevuld. Nadat successievelijk 20 KG. boomwol in een zelfde nitreervat zijn ondergedompeld geworden, vernieuwt de werkman het zuur. Ter voorkoming, dat de boomwol nog niet volledig zou zijn ge- nitreerd, wordt deze andermaal overgebracht in kleine aarden kruiken, waarin zij onder uitwendige afkoeling zoogenaamd „na-nitreert". De genitreerde wol wordt tweemalen gecentrifugeerd en tusschentijds in eene groote waterkuip gewasschen. Van de 2e centrifuge gaat zij andermaal over in een kuip, waarin eene warme doch zwakke oplossing van soda, kalk en Schlemmkreide de laatste sporen van zuur zal neutraliseeren. De nitrocellulose heeft intusschen -dank zij de middelpuntvliedings- kracht der centrifuges vrij wel het aanzien gekregen van vilt; zij wordt daarom in een „hollander" (dezelfde die in de papierfabricage gebruikt wordt) verscheurd en tot pap gemalen. Daarna wordt zij voor de 2» maal in een kuip met water machinaal gewasschen en voor de 3e maal gecentrifugeerd. Het natte schietkatoen is nu gereed. Het wordt in dien toestand opbewaard en veelal ook gebruikt. Het drogen van schietkatoen kan vóór het gebruik geschieden door middel van zwak verwarmde lucht, waarna het zoogenaamd droge schiet katoen, evenals buskruit, nog een vochtgehalte behoudt van 1 °/0. Eenigszins afwijkend van de bovenbeschreven werkwijze, welke wij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 434