436 en verwijderde zich in vollen renIk mag niet nalaten, een trek van grootmoedigheid te vermelden, van een Engelachen Majoor welke den Generaal Janssens vroeger op de Kaap de Goede hoop had gekend. Dezen officier reed eenige passen voor den Generaal uit, die op dat oogenblik niemand dan den Majoor Coder bij zich had. Acht Engelsche Dragonders waren achter hen. De Engelsche Majoor gaf met zijn sabel een teeken aan zijne Dragonders om geen geweld te gebruiken, en vroeg aan den Generaal zijnen degendoch den Generaal wijgerde dien. Gemeld officier begeleidde den Generaal op die wijze bijna een uur ver, en drong van tijd tot tijd bij den Generaal aan om zich gevangen te geven, doch te vergeefs! ziende dat alle zijne pogingen vruchteloos waren, liet dien officier hem gaan, en hield zijne manschappen staande, om den Geneaaal tijd te geven om te kunnen ontsnappen. Deze edelmoedige handelwijze, die misschien haren oorsprong uit erkentelijkheid, voor bewezen diensten had, kan niet te zeer bewonderd worden. De Gouverneur Generaal kwam eindelijk te Buijtenzorg aan, verzeld door 25 a 30 officieren, langzamerhand zag men ook anderen arriveren, die het bloedbad ontkomen waren. De Generaal Jumel had het geluk onder de laatstgenoemden te behooren, doch was over den treurigen uitslag van het gevecht als ter neder geslagen! Men had vele misslagen begaan, waarvan men hem wellicht eenige kon te last leggen, doch men moet ook erkennen, dat hij met buitengewonen moed en onverschrokkenheid was begaafd, en hij steeds in zijne plannen van verdediging door de schroomvalligheid van den Generaal Janssens en de daaruit voortvloeiende bevelen, werd gedwarsboomd. Hij werd door den Generaal Janssens zeer slecht en met de belee- digendste uitdrukkingen ontvangen. De Generaal Jumel antwoordde niets en een ieder liet hem staan en verwijderde zich. Een enkel officier had moed genoeg, zijne voldoening te kennen te geven, van den Generaal gered te zien, nadat men hem den geheelen dag onder de doden gerekend had. „Het verdiend geen gelukwensch op eenen voor mij zoo noodlottigen „als onteerenden dag, mijn leven behouden te hebbenmaar als iets „het bittere van een zoodanig ongeluk kan verzachten, dan is het „zeker een braaf man te zien, die mijn tegenspoed niet ten mijnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 451