487 „opzichte heeft doen veranderen, en zonder vrees van ongenade, mij he- „den de genegenheid durft toonen, waarvan hij mij gisteren blijken gaf." Om acht uur 's avonds werd een Engelsch Officier binnen gebragt, die op last van Lord Minto eene capitulatie voorsloeg. „Zeg aan Lord Minto," antwoordde den Generaal Janssens, dat hij nog niet het 10e gedeelte des Eijlands veroverd heeft; dat ik zal voortgaan hetzelve te verdedigen, en niet capituleren zal, zoolang ik nog een soldaat ter mijner beschikking zal hebbenDe oorlogskansen zijn wisselvallig. Tot hiertoe waren zij mij ongunstigdoch morgen kunnen zij keren. Deze zullen het pleit moeten beslissen!" Tegen middernacht verliet alles Buijtenzorg en begaf zich naar Ciceroa, alwaar nog eenige rust genomen, en den verderen tocht naar Samarang geregeld werd. De Generaal Jumel, ontving den last om achter te blijven, en alle officieren en manschappen, die Buijtenzorg nog niet hadden kunnen bereiken te verzamelen, terwijl den Gouverneur Generaal met zijnen staf zich in allereijl naar Sa marang zoude spoeden. Z. E. vertrok in den loop van den morgen, hebbende den Brigadier Chef van den Staf in deszelfs Rijtuig. An dere Rijtuigen waren bezet door de twee auditeurs, de Secretaris Generaal Yeeckens, en alle de kommiesen en schrijvers der Gouver- nements Bureaux. De Officieren van den Generalen Staf, van den plaatselijken staf te Weltevreden, de Kommissaris van Oorlog; de Directeur van de Genie te Batavia en eenige andere officieren volg den, eenige in Rijtuigen anderen te paard. Te Tjanjor komende kon men reeds den slechten indruk bespeuren welke onze nederlaag op de Inlanders had gemaakt. De Regent (gewoonlijk van eene Inlandsche adelijke famielje) ont ving den Gouverneur Generaal niet met de gewone plegtigheden de wacht rukte niet uit, en Z. E. was reeds een half uur daar, zonder dat zijn Rijtuig uitgespannen werd. Ongelukkig lieten zijne adjudanten en vooral de auditeurs, die zich als het ware van zijn persoon hadden meester gemaakt, slechts met veel moeite toe, dat iemand Z. E. nabij kwam. Zij kenden noch de taal noch de Ja- vaansche gewoonten en merkten dus geenzins op, hoezeer door dit gebrek aan eerbied, de waardigheid van den Gouverneur Generaal beledigd werd! Eindelijk maakte een Ingenieur officier die den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 452