441 schen de vijandelijkheden niet weder konden beginnen, vóór dat hunne sloepen, die zij afgezonden hadden, weder aan boord waren terug gekomen. Dat de Fregatten ten minste twee uren van de kust gean kerd, en hij derhalve den tijd had Cheribon te passeren, en misschien de onderhandelingen die plaats zoude hebben, nog konde bijwonen. Hij bespoedigde dien tengevolge zijne reis, en was om half acht ure te Cheribon. "Het fort voorbereidende zag hij dat de poorten gesloten waren, en zich geene Fransche öf Engelsche schildwachten op de muren bevonden. De Generaal Jumel aan het Huis van den Prefect "Waterloo afstijgende, vernam aldaar dat dien Heer in een Paviljoen was, hetwelk hij aan den oever der zee had. De gene raal Jumel verzeld door den Luitenant Kolonel Knotzer (een Hol lander van geboorte) en den Franschen Kapitein Nigaud zondt laatst genoemden naar de post om versche paarden voor het Rijtuig te doen spannen, en tot de afreize gereed te houden, terwijl hij met eerstgenoemden zich naar het Paviljoen van den Heer Waterloo begaf. Dezen vondt hij in conferentie met den Engelschen Kolonel Beaver. De Generaal vroeg in het Fransch aan den Prefect, wat het onderwerp en den uitslag van de onderhandeling was? De Prefect keerde hem zonder te antwoorden, den rug toe en verliet het Pavil joen. Daar den Heer "Waterloo geen Fransch verstond, schreef den Generaal alleen aan deze oorzaak, zijne verwijdering toe, en gelaste den Luiteuant Kolonel Knotzer bij hem te gaan, en zich te infor meren naar het geen, wat voor hem van zooveel belang was te we ten, doch naauwelijks had laatstgenoemde het vertrek verlaten, of een aantal gewapende verschenen. De Kolonel Beaver trok zijnen degen, en eischte van den Generaal den zijnen overtegeven. „Hoe, zeide den Generaal,, zij t gij geen parlementair?" Op het ontkennend antwoord van den Kolonel, vertoonde de Generaal hem den brief van den Prefect Waterloo, die hij 's morgens ontvangen had, doch vernam alstoen, dat de Kolonel Beaver zich 's nagts, bij verrassing meester van Cheribon gemaakt hebbende, den Heer Waterloo door de belofte van in zijne betrekking gehandhaafc te zullen worden en eene zekere somme geld ter belooning te ontvangen den door dien Kolonel zelve geschreven brief onderteekend had. (Slot volgt.) Dl. I, 1890. 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 456