459
deelen bestaan het kap-, het zaagmes, de cavaleriesabel en de Y. M.
artillerie- en geniesabel" en „Hoe worden revolverpatronen verpakt",
terwijl men slechts betrekkelijk weinig gebruik ziet maken van de
bevoegdheid, die het programma geeft om ook „Algemeene begrippen
omtrent de uitwerking van het vuur" te eischen.
De kennis toch van direct en indirect schot, van inschieten, enz.,
enz., zonder daarbij in détails af te dalen, zouden onzes inziens een
veel juistere maatstaf voor de geschiktheid der aspiranten zijn. Zoo
ergens kan men bij de vragen omtrent artillerie en wapenleer ver
baasd staan over den korten tijd dier vragen: 15 minuten!! Men
heeft ze haast noodig om rustig te gaan zitten en de vraag behoor
lijk te lezen en te begrijpen.
Het programma eischt verder „de behandeling van eenvoudige
tactische vraagstukken op de kaart." En nu vragen wij, zou het
niet de bedoeling van den steller van dit programma geweest zijn
om de aspiranten te plaatsen voor gevallen, waarin men van hen
eischen kan, dat zij weten te handelen, d. w. z. hen de taak op te
dragen van sectie-, pelotons- en compagniescommandanten of laten
wij desnoods voor een aanstaand stafofficier nog iets hooger gaan
en nu reeds eischen, dat zij bijv. 2 compagnieën onder zich hebben.
Volgens ons zoude dan bijv. de opdracht gegeven op het examen
in 1889 eigenaardiger behooren tot de studie op de krijgsschool
dan tot de vragen bij een toelatingsexamen tot die inrichting.
Omtrent de versterkingskunst kunnen wij kort zijn. Van de
vragen zelve toch valt niet veel op te merken, doch wel van den
beschikbaren tijd, die veel te kort is gesteld. Voor de goede en wel
overlegde beantwoording der vragen, is meer tijd noodig dan aan
den examinandus geschonken wordt.
Hoewel er in het programma bij eene woordelijke lezing alleen
te vinden is, dat de kennis van een waterpasinstrument (wij cursi-
veeren) naar keuze van den aspirant wordt gevorderd en men zich
ook hier niet aan houdt en de beschrijving van bepaalde waterpasinstru
menten op het examen eischt, zoo zal het volgens onze opvatting toch ook
wel voor andere instrumenten wenschelijk zijn de keuze van het
bijzondere instrument aan den aspirant over te laten. Volgens onze
meening moest dit vooral het geval wezen met een schriftelijke be-