472
dan op halfblad? Waaruit anders de meening te verklaren, dat
het als een manque d'égards van den ondergeschikte vis a vis den
superieur wordt beschouwd wanneer hij dezen iets mededeelt in stede
van te berichtenhem iets opmerkt instede van het eerbiedig onder
zijne aandacht te mogen brengennaar iets verwijst instede van daar
naar, tot of aan te refereeren, iets toezendt instede van het aan te-
bieden, enz., enz.
Die zelfde geest heeft ook de meening ingang doen vinden, dat diep
onderdanigheidsbetoon in verzoekschriften en dergelijke als het zeker
ste middel is aan te merken om iets gedaan te krijgen. Die geest
ook heeft tot de leer geleid dat, terwijl het officieele Weledelgestrenge
in de particuliere briefwisseling (en in den vocatief) aanspraak doet
geven op het praedicaat Geachtdit woord ook terstond behoort te
worden vervangen door Hoog geacht, waar dit laatste zal komen te
staan naast het officieele fibogredelgestrenge.
Ieder onzer is bij machte het aantal voorbeelden op dit gebied
nog met enkele tientallen te vermeerderen ik zal mij daarom slechts
tot deze weinige bepalen, om thans een oogenblik te verwijlen bij
dienzelfden geest, zooals hij zich meer in het bijzonder openbaart
bij de infanterie, het wapen, dat door het karakteristieke van zijn
stelsel van opvoeding en vorming, het meest geëigend mag worden
geacht om het stokvischbegrip tot dien trap van ontwikkeling te
brengen, waarop het jachtterrein wordt voor humor en satire.
Verbindt men, en te recht, aan cavalerie het denkbeeld van groote
offensieve kracht; aan artillerie dat van een groot vernielingsvermo-
gen reeds op groote afstanden, aan de infanterie, het wapen bij uit
nemendheid voor de gevechten op Indischen bodem, mogen die ei
genschappen wel in meer beperkten zin, doch in geenen deeïe vreemd
zijn. Zij vereenigt die met hare groote defensieve kracht, hare
taaiheid, haar volhardingsvermogen en hare door geen der andere
wapens geëvenaarde zelfstandigheid.
Dit is zuiver tactiek. Zelfstandigheid van het wapen wordt ech
ter geconditionneerd door de gelijknamige karaktereigenschap bij
de het geheel samenstellende individuen, doch hoofdzakelijk bij de
organiek aangewezen aanvoerders.