477
met de meest gewichtige betrekkingen te worden bekleed, om zich de
hoogste belangen te zien toevertrouwd.
Is er duidelijker bewijs noodig voor hetgeen ik zoo even aanvoerde?
Het bewustzijn van veel ongezonds in den toestand van ons wa
pen heeft in de laatste jaren er toe geleid, om duchtig de groote
trom te roeren en werkelijk geschiedde dit niet zonder succes.
Aan een krachtig geuit verlangen naar een Chef is voldaande
onmisbaar voorgestelde schietschool is verrezeneene reorganisatie
van het wapen kan eerlang worden tegemoet gezien, toch blijven de
gemoederen nog steeds ontevreden en men meent thans den toe
stand ten goede te zullen zien veranderen door verbetering yan de
promotie.
Al valt voor dit laatste nog al wat te zeggen, waarom dan ook
niet alleen het belang der individuen doch ook dat van den lande
medebrengt om hierop meer de aandacht te vestigen dan tot heden
het geval was, ik ben er toch ook van overtuigd, dat blijvende ver
betering daardoor niet zal worden verkregen. Spoedig genoeg zou het
middel blijken niets meer te zijn dan een palliatief; het gevoel van
onvoldaanheid zou zich weder even krachtig doen gevoelen als kort
te voren, tenzij een andere, een meer verlichte geest zich over het
geheel kon vaardig maken.
Dan, doch ook dan eerst zou de grond zijn gelegd voor een betere
toekomst van het wapen en terwijl men steeds naar verbeteringen
haakt, waarmede duizenden zijn gemoeid, zou dit er eene wezen ten
eenenmale kosteloos en waarvan het welslagen enkel afhangt van het
wapen zelf. Wie zal echter daartoe den stoot geven?
Ik ben er te zeer van overtuigd dat eene prediking van den
stokvischoorlog mij slechts bespottelijk zou maken in veler oog, dan
dat ik mij daaraan zou willen wagen. De pogingen daartoe aange
wend zouden reeds dadelijk op tegenstand stuiten bij den bekenden
conservatieven geest aan elk leger eigen, waarbij voor het Indische
meer speciaal nog komt de schier bovenmenschelijke kracht, noodig
om de individuen ten deze het doode punt te doen overwinnen en in
verband hiermede: de vrij algemeen heerschende vrees voor soesah
en perkara's.