38 uit de vier zoo even voor onze Indische oorlogen opgesomde ge volgtrekkingen kan afgeleid worden, zal daardoor echter geene wij ziging ondergaan. Het zal slechts aanvulling behoevenons leger namelijk zal zich tegenover een Europeeschen vijand hoofdzakelijk met den verdedigenden krijg bezig houden en dewijl, zooals wij vroeger zagen, daarbij vooral het salvovuur op groote afstanden van bijzonder belang is, zoo mag de beoefening van dit vuur, waarvan de uitvoering volstrekt niet gemakkelijk is, op het oefeningsprogramma niet wor den gemist. Thans weder een enkel woord aangaande de wenschelijkheid om onze infanterie van een repeteerstelsel te voorzien. Zooals bekend is, wordt of is het repeteergeweer in Europa overal ingevoerd. Het is derhalve niet onwaarschijnlijk, dat wij te eeniger tijd door een Europeesche mogendheid aangerand in het veld zullen staan met eenen vijand die van een snellader is voorzien. Daarom verdient de invoering van een repeteergeweer ook in ons leger wel degelijk eene ernstige overweging. Mijn betoog, dat dit wapen voor den oorlog met Inlandsche volkstammen ondoel matig is, verliest evenwel niets van hare waarde en het is dus zeer wenschelijk, dat de Regeering, mocht zij tot de invoering besluiten, een stelsel aanneme, waarbij het repeteermechanisme naar goedvinden kan worden aangebracht of weggenomen zonder dat het ballistisch vermogen van het geweer in eenig opzicht worde geschaad. Als dan kan dat mechanisme worden opgelegd, zoolang het den strijd met een Europeeschen vijand niet geldt. Voor oefening in tijd van vrede (het gevechtsschieten een Europeeschen vijand onderstellende met enkele voorbereidende individueele oefeningen) kan het telkens een korten tijd worden uitgegeven. Tevens wordt daardoor het voordeel verkregen, dat het geweer in den oorlog met den Inlander zooveel lichter is. Vatten wij thans te zamen, zoo komen we tot het besluit, dat onze infanterie de volgende oefeningen in het schieten en de vuren behoeft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 49