494
tusschen den oorsprong en 100 M. zijn de verheffingen boven den
grond hooger en bovendien is de bestreken ruimte'15 M. kleiner.
Wij zien dus, dat Fandio wel veel over deze zaak geschreven,
maar daarbij weinig nagedacht heeft; want van al het schoons, dat
hij van zijne drie vizieren en zijne richtmethode belooft, komt niets uit;
zijne bauen liggen niet lager, maar hoogerzijne bundels zijn slechts
ten deele bestrijkend, en zijne bestreken ruimte is kleiner (zie de tabel)
dan die van de reglementaire vizieren bij de richting op den voet.
Alléén in de baan van 100 M. komt een strookje van 35 M. voor
met lagere trefpuntendoch om zulk een treurig resultaat was het
hem zeker niet te doen..
Wij hebben thans voldoende aangetoond, dat de richtmethode op
den voet de laagste trefpunten bij de grootste bestreken ruimte op
levert en dientengevolge behoorlijk partij getrokken wordt van het
bestrijkende der spreidingskegels, die bij de vizieren van 150, 250 en
350 M. behooren, terwijl uit de figuren 27, 28 en 29 S. V. blijkt,
dat de trefvlakken op de verschillende afstanden in het breede
gedeelte der doelen vallen.
Meerdere vizieren tusschen 0. en 350 M. zijn niet noodig en zouden
toch in het gevecht niet genomen worden. Binnen de grenzen van
het werkzame infanterievuur moet de klep als 't ware machinaal
gesteld kunnen worden, zooals met onze vizieren „klep op 't voetstuk"
en standvizierhet geval is. Ook voor het vizier van 350 M. had-
den wij gaarne een trapje, pinnetje of iets dergelijks aangebracht,
maar aan ons bestaand vizier viel weinig te veranderen, zoodat wij
ons tot eene lange streepmoesten bepalen. Op de korte afstan
den, in de hitte van den strijd, van den soldaat te vorderen, dat hij
de klep nauwkeurig op eene der dicht bij elkander gelegen verdeel
strepen stelt, is een onmogelijke eisch.
Fandio is het hiermede op bladz. 116 volkomen eens, waar
hij zegt:
,,Ook moet het aantal standen voor de zoogenaamde kleine af
standen zoo beperkt mogelijk zijn en de klep zeer gemakkelijk en
„zonder hoofdbreken gesteld kunnen worden."
Doch geheel in strijd met deze gezonde beginselen verlangt hij
op bladz. 117 „voor het individueel schijfschieten en het vuur in