507
4. De door den bundel bestreken ruimten zijn dieper.
5. Men benuttigt de aanslagen van de onderste helft van den bundel.
6. Als men op het midden van het doel richt, is het voldoende,
dat het schot iets te hoog afkomt, of dat de korrel iets te grof ge
nomen wordt, om den kogel over het doel te doen heengaanbij de
richting op den voet is de invloed dezer fouten geringer.
Dit is een gevolg van de gestrektheid der baan op de kleine
afstanden en eene zeer ingenieuse wijze om gedeeltelijk te voorzien
in de groote nadeelen van het snelvuur, waarbij altijd te hoog ge
schoten wordt.
7. Boven de 200 M. bedekt de korrel voor den richtenden
schutter de bovenste helft van het doel. Bijgevolg zal bij de richting
op het midden het kleinste boogje, dat de tromp opwaarts beschrijft,
voldoende zijn om het doel geheel aan het oog van den schutter te
onttrekken.
Dit nadeel doet zich bij de richting op den voet eerst boven de
400 M. voor.
8. Wanneer de rook het doel bedekt, is het onmogelijk om op
het midden te richtenterwijl het daarentegen gemakkelijk is om de
afscheiding van den rook en het terrein te onderscheiden en daarop
te richten.
9. In de hitte van den strijd is de soldaat geneigd te veel korrel
te nemen. Door hem op den onderkant van het doel te doen richten,,
werkt men den invloed van dit algemeen gebrek tegen.
Vergelijkt men nu het oordeel van den kolonel Ortus over de
richting op den voet met het onze, medegedeeld in het Indisch Mi
litair Tijdschrift van 1888, He deel, bladz. 103, dan zal men, hopen
wij, in tegenstelling met Fandio erkennen, dat wij gezonde en practi-
sche beginselen voorstaan.
Mei 1890.
R.