558 alles afhangt in te boesemen. Misschien dat de Generaal Jans- sens de overtuiging had, dat Java nimmer met vooruitzicht op een goed gevolg, tegen een Europeeschen magt, zoo als die der Engelschen kon verdedigd worden, uithoofde drie hoofdplaatsen Batavia, Samarang en Soerabaija, te ver van elkander gelegen zijn, om als de gemeenschap ter zee afgesneden is, zoo als hier plaats had, zich wederkerig van de landzijde te kunnen onder steunen en hulp toe te brengen, want gesteld ook dat den vijand te Batavia het hoofd gestoten had, dan had hem, daar hij meester ter zee was, niets kunnen hinderen om zijne magt in wijnige dagen naar Samarang of Soerabaija overteschepen, en die zwakke bezette punten, zonder grooten wederstand te ontmoeten, te veroveren. Hierdoor zoude hij zich van het grootste gedeelte van het Eijland hebben meester gemaakt en te Soerabaija een veilige haven voor zijne scheepsmagt hebben gevonden, terwijl hij ons tevens van dien kant van alle onze hulpbronnen zoude beroofd hebben. De steeds naar verandering hakende Javaasche vorsten van Solo en Djocjocarta, van Madura enz., zouden in dat geval, dadelijk met den vijand gemeene zaak hebben gemaakt en onze troepen te Batavia van alles afgesneden zijude, eindelijk tot de capitulatie gedwongen zijn geworden. Intusschen mogt dit vooruitzicht, hoe gegrond ook, den Generaal Janssens niet beletten, om al het mogelijke bij de verdediging aantewenden, en ware hetzelve naar het plan van den Generaal Daendels geschiedt, dan zoude hij tenminste eene meer voor- deelige overgave dan nu geschiedt is, hebben kunnen bedingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 573