562 -
het Departement van Oorlog staat tot den Commandant van het Leger
dat hij in dit opzicht op gelijke lijn wordt gesteld met de chefs der overige
Afdeelingen van dat Departement vereischt geen nadere toelichting.
Art. 3. In de eerste zinsnede van artikel 3 is het goede beginsel
neergelegd, dat de Chef van het wapen der Infanterie verantwoordelijk
wordt gesteld voor den toestand van zijn wapen en de daartoe be-
hoorende instellingen. De tweede zinsnede omschrijft een belangrijk
deel van zijn werkkring; de daarin opgesomde verplichtingen staan
echter in zóó'n nauw verband met zijne verantwoordelijkheid, dat
nadere toelichting ook hier overbodig mag heeten.
Artt. 4 en 5. "Volgens artikel 4 staan de Commandanten der Mi
litaire Afdeelingen op Java en de Gewestelijk Militaire Commandanten
in de buitenbezittingen, voor zooveel betreft hunne bemoeienis met
de Infanterie in hunne Afdeeling of in hun gewest, onmiddellijk onder
de bevelen van den Chef van het wapen der Infanterie. Artikel 5
kan als een uitvloeisel van deze bepaling worden beschouwd.
Yan de verhouding van den Chef tot de korpscommandanten wordt
niet gesprokentoch had ook deze wel met een enkel woord ter
sprake mogen worden gebracht. Zooals nu artikel 4 luidt, zou daaruit af
geleid mogen worden, dat de Infanterie-korpscommandanten zich nim
mer rechtstreeks, maar steeds door tusschenkomst van den betrokken
Gewestelijk Militairen Commandant tot den Chef van het wapen ver
houden. Dat dit echter niet het geval is, moge blijken uit tal van
andere voorschriften en bepalingen, volgens welke verschillende pe
riodieke stukken en voordrachten betreffende mindere militairen
zooals bijv. dienstexpiratie-statenvoordrachten tot overplaatsing bij
den benting-, bureau- of hospitaaldienst, of naar een koel klimaat,
enz. door de korpscommandanten rechtstreeks worden ingediend.
Ook met deze stukken zal door den Chef van het wapen overeen
komstig de wijze, aangegeven in de 2e alinea van artikel 5, behooren
te worden gehandeld.
Art. 6. De opsomming der voordrachten, welke door den Chef met be
trekking tot zijne ondergeschikte officieren aan den Commandant van het
Leger worden ingediend, is onvolledig. Moet niet aan den Chef het
recht toegekend worden, om een officier, op wiens diensten bij zijn