- 568 wapen niet langer prijs wordt gesteld, voor ontslag voor te dragen? Het antwoord op die vraag kan niet anders dan bevestigend luiden uit artikel 6 kan dit recht evenwel niet worden afgeleid. Aan eene beantwoording der vraag, of het niet beter ware geweest, de bevoegdheid tot indeeling en overplaatsing van officieren, welke de Commandant van het Leger zich zeiven heeft voorbehouden, over te dragen op de betrokken chefs van wapens en diensten, willen wij ons niet wagen. Slechts zij hier opgemerkt, dat al moge centra lisatie van het gezag ook in dit opzicht meermalen een struikelblok blijken voor eene spoedige afdoening van zaken—juist daardoor de beste waarborg verkregen wordt, dat van die bevoegdheid op de meest onpartijdige wijze gebruik zal worden gemaakt. Art. iDit artikel legt den Chef de verplichting op, om jaarlijks eenige onderdeelen van zijn wapen te inspecteeren. Uit den aard der zaak zal zulk eene inspectie, wil zij beantwoorden aan het daarmede be oogde doel, in ruimen zin gehouden moeten worden en mag de Chef daarbij niet tot in de kleinste bijzonderheden afdalen; daarvoor staat hij te hoog. De handhaving der krijgstucht, de geoefendheid van den troep, de practische geschiktheid en wetenschappelijke ontwik keling der officieren, ziedaar onderwerpen van algemeen militair belang, waaraan de Chef van het wapen bij de door hem te houden inspectiën zijne bijzondere aandacht behoort te wijden. Op die wijze opgevat, zullen die inspectiën groot nut kunnen afwerpen; want, door de toestanden bij verschillende onderdeelen van zijn wapen met elkander te vergelijken, zal het den Chef niet moeilijk vallen te beoordeelen, waar die toestanden verbetering be hoeven en tevens de middelen aan te geven, waardoor die verbe tering tot stand kan worden gebracht. Daardoor ook ziet hij zich in de gelegenheid gesteld eenheid te brengen in de wijze van oefe- ning en gelijkheid in de toepassing der verschillende reglementen en dienstvoorschriften. Bovendien zijn zulke inspectiën van groot belang voor eene juiste beoordeeling van de Afdeelings- en Gewe stelijk Militaire Commandanten, wier geschiktheid voor den hoogeren rang tot nog toe bijna uitsluitend werd afgemeten naar de wijze waarop door hen het administratief beheer werd gevoerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 578