564
Vermeent de Chef naar aanleiding eener gehouden inspectie voor
atellen tot het aanbrengen van wijzigingen of verbeteringen in den
bestaanden toestand aan do beslissing van Hoogerhand te moeten
onderwerpen, dan neemt hij die voorstellen op in het schriftelijk
verslag, dat volgens de 3e alinea van artikel 7 zoo spoedig mogelijk
aan den Commandant van het Leger moet worden ingediend.
Acht hij, afgescheiden van de jaarlijksche, eene onverwachte in
spectie noodig, dan vraagt hij tot het houdeD daarvan de goedkeu
ring van den Legercommandant.
Art. 8. „De Chef doet wijders aan den Commandant van het
„Leger alle andere voorstellen, welke hij in het belang van het per
soneel en van den dienst bij zijn wapen wenschelijk en noodig acht,
„en waaromtrent hij op grond van de van Hoogerhand uitgevaardigde
„reglementen, instructiën en voorschriften niet bevoegd is te beslissen".
Is de Chef in werkelijkheid een man van initiatief en volkomen
bekend met de eischen en behoeften van het wapen onder zijne be
velen, dan mag in dit opzicht veel van hem verwacht wordenwant
de Infanterie wacht nog steeds op de vervulling van tal van billijke
wenschen. Nog zijn bijv. de Inlandsche militairen niet van schoeisel
voorzien, hoewel de wenschelijkheid daarvan reeds sedert jaren werd
betoogd; gelukkig evenwel kan het verblijdend feit geconstateerd
worden, dat sedert kort een proef wordt genomen met het verstrek
ken van schoenen en sokken aan Inlanders, waardoor in deze rich
ting althans eene eerste schrede op den goeden weg is gedaan. Nog
is de Infanterie bewapend met een geweer, dat zonder tegenspraak
voor den Inlander over het algemeen veel te zwaar is. Nog steeds
staan de officieren der Infanterie, van wie vooral te velde zulke
zware en gewichtige diensten gevorderd worden, niet alleen in beta
ling, maar ook in vooruitzichten op bevordering ten achteren bij de
officieren van alle andere wapens en diensten, en het onbillijke hier
van zal wel niet nader behoeven te worden aangetoond. Vele zijn
de gebreken, die de tegenwoordige organisatie onzer Infanterie aan
kleven en die oorzaak dreigen te worden dat het Indische Leger,
zelfs met de uiterste krachtsinspanning, niet altijd voor zijne zoo
gewichtige en schoone taak berekend zal blijken te zijn,
i