46
Om deze veelzijdige en machtige werking te kunnen verkrijgen,
behoeft men een kaliber, zoo krachtig in projectielwerking, zoo onaf
hankelijk van afstanden en zoo juist van sehot'als de 15 cM. mortier.
Het zijn deze 3 factorenprojectielwerking, dracht en trefkans,
welke wij thans in het kort willen beschouwen. (1)
a. Projectielwerking. Een granaat, ingegraven in 1.5 M. grond,
welke twee lagen fascines en een laag ribben (totale dikte 6 dM.)
dekte, wierp bij ontsteking de geheele blindeeriug een eind weg en
vernietigde volkomen de daaronder gelegen bergplaats.
Een granaat, geworpen op 1900 M. (alzoo bijna 2 KM.) afstand,
slaat een trechter van ruim 2 M. diepte eu middellijn.
Een granaat, geworpen op den harden bodem van een schans,
dringt minder diep in, werkt echter ook minder plaatselijk en brengt
de geheele bezetting in gevaar.
Drie a vier granaatkartetsen zijn voldoende gebleken om een eska
dron in pelotonscolonne totaal te vernietigende hier gebezigde
GKT. waren die met centrale lading, bestemd tegen gedekte doelen
ware de proef met kamergranaatkartetsen genomen, dan waren
twee a drie projectielen voldoende geweest; immers één kamer-GKT.
bevat 623 kogels!
Geen wonder alzoo, dat het Russische Ingenieur-Journal (jaargang
1884 Heft III) zich aldus uit:
„De uitwerking van den 15 cM. mortier tegen de bezetting eener
schans zal in de meeste gevallen afdoende zijn." (2)
b. Trefkans. Dat in het algemeen de trefkans van een mortier ach
terstaat bij die van het kanon, behoeft wel geen betoog; vooral de
breedte-spreiding der mortier-projectielen is doorgaans betrek
kelijk groot; die van den Krupp-mortier van 15 cM. bedraagt op
2000 M. bijna de helfc van de lengte-spreiding. Yergeljjkt men
de breedte-spreiding van den mortier bij die van een bekend kanon
(bijv. den 12 cM. K. A. der Nederlandsche vestingartillerie), dan
schijnt het kanon in het voordeelde trefkans in de breedte is bij
het kanon, direct schietende, de drievoudige vau die van den mortier.
(1) Bussjager. Schieszversuche mit Feldgescliützen und Feldmörsern gegen Feld-
befestigungen.
(2) Mittheilungen 1884, pag. 198.