56?
wapen, maar door het Departement van Oorlog (vergelijk artikel 19,
laatste alinea) met gelijktijdige bevordering overgeplaatst naar korpsen
in de eerste Militaire Afdeeling op Java.
Wel is waar geldt het hier slechts een verschil in vorm, want die
bevordering geschiedt door den Chef der IIe Afdeeling van het De
partement van Oorlog, namens den Commandant van het Leger (ver
gelijk Algemeene Order N°. 57 van 1889, blz. 3, 5e alinea van boven)
en dus feitelijk door den Chef van het wapen der Infanterie, die
beide functiën in zijn persoon vereenigt; doch dat verschil in vorm
is door niets gerechtvaardigd en dient dus niet langer gehandhaafd
te blijven.
Art. 11. In Indië zijn de depot-bataljons bestemd tot het op
nemen en africhten van nog ongeoefende elementen en tot het aan
vullen der verliezen bij de veld- en garnizoensbataljons. Elk depot
bataljon zorgt zooveel mogeljjk voor eene geregelde aanvulling der
veldbataljons in het gewest en der garnizoenstroepen in de naastbij
gelegen buitenbezittingen. Van de te Atjeh gelegerde korpsen wordt
het 12° bataljon aangevuld door het le depot-bataljou, het 3® door
het 2e depot-bataljon, het 14° door het 3e depot-bataljon, het 15e,
het 1® en het 2e garnizoensbataljon door het 4e depot-bataljon,
met dien verstande echter, dat, indien de depots niet bij machte zijn
de vereischte aanvulling voor Atjeh te leveren, deze geheel of ge
deeltelijk ook kau getrokken worden uit de veldbataljons, in het
commandement waarin het betrokken depot-bataljon verblijf houdt.
De Afdeelings- en Gewestelijk Militaire Commandanten, in wier
commandement een depot-bataljon gelegerd is, regelen de aanvulling
der verschillende korpsen, tot hun rayon behoorende, overeenkomstig
de behoefte, daarbij rekening houdende met de bijzondere eischen,
die aan eenig korps ten opzichte der marschvaardigheid mochten zijn
gesteld. De Chef van het wapen der Infanterie, die verantwoordelijk
is voor den toestand van zijn wapen (art. 3), houdt daarop een wa
kend oog. Artikel 11 kent hem de bevoegdheid toe, om in bijzon
dere omstandigheden, onder nadere goedkeuring van den Comman
dant van het Leger, bevelen te geven, om sommige korpsen ook uit
andere dan de territoriale depot-bataljons aan te vullen.