569 Art. 12. De voor zijn wapen uit Nederland aankomende sup pletie wordt door den Chef nar'- behoefte over de verschil lende depot-bataljons verdeeld. Voor de indeeling van in Indië aangeworven recruten voor de Infanterie zijn in de „Voorloopige Instructie betreffende de depot-bataljons" vaste regelen aange geven. Europeanen, die in Indië eene eerste dienstverbintenis bij het leger aangaau, worden steeds ingedeeld bij het depot-bataljon, waaruit de aanvulling geschiedt van het commandement, waarin zij zijn aangenomen Inlanders nimmer. Eensdeels op grond van politieke overwegingen en voorts om het drossen zooveel mogelijk tegen te gaan, is in beginsel aangenomen, om recruten van Javaanschen land aard niet in te deelen bij het depot-bataljon in de afdeeling, waar uit zij afkomstig zijn. Zoo worden de in de 2® Militaire Afdeeling op Java aangeworven Javanen verdeeld over het le, 3® en 4® depot bataljon, terwijl die, welke in de le en 3® Militaire Afdeeling worden aangenomen, respectievelijk naar het 3® en le depot-bataljon worden opgezonden. Inlandsche recruten van niet-Javaanschen landaard wor den bij het 2® depot-bataljon afgericht. Artikel 13. Dit artikel kent den chef het recht toe te beschikken op verzoeken van onderofficieren en minderen tot het aangaan van een reëngagement en tot overplaatsing van het eene onderdeel van zijn wapen bij het andere „voor zooveel de bevoegdheid daartoe niet berust bij de hem ondergeschikte commandanten." Uit deze laatste restrictie zou afgeleid kunnen worden, dat de Afdeelings- en Gewestelijk Militaire Commandanten in enkele gevallen bevoegd zijn, om militairen beneden den rang van officier op hun verzoek van het eene korps naar het andere over te plaatsen, en in werkelijkheid geschiedt dit dan ook, als nl. aan de overplaatsing geene verplaatsing buiten het gewestelijk militair commando verbon den is. Dat het rationeel is den Gewestelijken Commandanten eene dergelijke bevoegdheid toe te kennen, staat vast; doch het is ons niet mogen gelukken ook maar eene enkele bepaling te vinden, waaraan zij kan worden ontleend. Artikelen 14, 15 en 16 vereischen geen toelichting. M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 584