575
krijgsmacht tot in zjjne uiterste consequentiën heeft willen doorvoeren.
Gereedelijk kunnen wij ons dan ook de verwondering verklaren
van een dergelijken oningewijde, als hij. Zijne opwachting willende
maken bij het legerhoofd, Zijne Excellentie niet aantreft in een tent
of barak, doch in een van steen opgetrokken vorstelijke woning; als
hij officieren en troepen ziet huizen in permanente gebouwenals hij
tot de ontdekking komt, dat van een hoofdkwartier in den zuiver
krijgskundigen zin van het woord geen sprake is en men in die op
zichten hier dan ook geheel dezelfde toestanden terugvindt als bij
elk ander leger in tijd van vrede.
Nu zal men mij, naar ik hoop, wel niet voor zoo zonderling aan
zien dat ik, door vermelding van het voorgaande, onze militaire we
reld ook uit hare vaste verblijven zou wenschen te zien verhuizen
naar legerkampen, opgeslagen buiten de kom der bewoonde oorden,
alleen om haar mobiel te hebben en te houden voor het geval een
buitenlandsche vijand Batavia mocht komen bedreigen, dat zou wer
kelijk al te dwaas zijn. Het vorenstaande wijst alleen op een ver
keerd gebruik van namen, waarop ik zeker de aandacht niet zou heb
ben gevestigd, wanneer het mij niet was voorgekomen dat daaruit
eenig nut voor het leger was te trekken.
Onder de middelen toch, om den geest van beweegbaarheid waar
van het geheel moet zijn doordrongen levendig te houden, verdient
m. i. de instandhouding van het woord Hoofdkwartieralleszins toe
juiching. Brengt het ons toch eenerzijds de tijden in herinnering,
toen dat hoofdkwartier elders als in het rustige Batavia was ge
vestigd, het leidt aan den anderen kant tot de gedachte, dat een ge
dwongen snelle verplaatsing ook tegenwoordig nog wel eens noodig
zou kunnen zijn, en dat het nemen van voorzieningen met het oog
hierop niet anders dan aanbeveling kan verdienen.
Ons Hoofdkwartier is sedert de legerorganisatie, vastgesteld bij
Kon. besl. van 8 Juli 1814 N°. 203 (1), aanhoudend uitgebreid en
(1) De bij dat besluit uitgetrokken Generale Staf, sterk 67 Europeanen (officieren
en minderen), heeft zich omgezet in hetgeen men thans zou noemen het Departement
van Oorlog en in de betrekkingen waarvoor men tegenwoordig de officieren a la suite
van hun wapen of dienstvak plaatst.