576
het laat zich aanzien, dat het laatste woord ten deze nog niet ge
sproken is. Hoewel niet kan worden ontkend, dat in den loop der
tijden het legerbeheer door vele omstandigheden een grooteren omvang
heeft verkregen, zoo rijst toch de vraag of die omvang, welke zich
uiting verschaft door eene gestadige uitbreiding van personeel bij het
hoofdkwartier, niet wordt veroorzaakt door de centralisatie-ziekte
waaraan men, blijkens het vorenstaand citaat van Baud's levensschets,
reeds in 1811 in Indië leed en die met de jaren eer schijnt te zijn
toegenomen, niet alleen bij het militair departement, doch naar vaak
beweerd wordt ook bij de andere departementen van Algemeen
Bestuur.
Het is dan ook aan geen twijfel onderhevig, dat eene tijdelijke
verplaatsing van het hoofdkwartier in onze dagen vrij wat meer voeten
in de aarde zal hebben dan in 1811.
Eene stelselmatige en met kracht georganiseerde centralisatie werd
in pasgenoemd jaar door oorlogsnoodzaak op eenmaal vernietigd en
vervangen door een geïmproviseerd zelfbestuur, dat alle intrinsieke
kracht miste, zegt Mr. P. Meijer in zijn bovengenoemde levensschets.
Maar ligt hierin niet de gevolgtrekking opgesloten, dat dan ook
decentraliseeren er toe kan leiden, om bij onverhoopten weder
keer van gelijke toestanden de toenmaals geconstateerde nadeelen te
verminderen
Decentraliseeren! Een machtig en een schoon klinkend woord
voorwaarDoch tevens als geen ander ook zóó geschikt om het
bestaande te handhaven, om „de zaak te laten zooals zij was", want
datzelfde woord roept voor onzen geest het beeld van een taaien en
moeilijken strijd; van een strijd tegen veroordeelen, tegen hinder
palen van personeelen en materieelen aard, tegen gemakzucht en
onverschilligheid.
IJdel is dus de hoop om in die richting, en nog wel de beste, op
afdoende verbeteringen te rekenen. Men zoeke dus elders.
Slechts met medeneming van eenige hoog noodige retroacta zoo
zegt Mr. P. Meijerverwijderden in Augustus 1811 de ambtenaren
van Algemeen Bestuur zich binnenslands.