581
N°. 11 van 1882 hen bovendien nog lang niet vrijwaart van het
voeren van correspondentie onder de daarbij gehuldigde beginselen,
dat alles geeft aan de hiei bedoelde meening bij voortduring voedsel
en het leidt tot de analoge uitspraak: „wanneer de papieren maar
in orde zijn, dan komt de rest van zelf terecht."
Ik sprak zoo juist van punt d van art. 6 der Alg. order N°. 11
van 1882; het verwondert mij dat men tot dusverre nog niet schijnt
te hebben opgemerkt, dat de goede bedoeling, die bij het in 't leven
roepen van die bepaling heeft voorgezetenhet verminderen namelijk
van den schriftelijken arbeid voor onze troepenaanvoerders, niet meer
blijkt te zijn dan een doodgeboren wicht. „Regel moet zijn om de
dienstzaken met onmiddellijk ondergeschikten, op dezelfde plaats ge
vestigd, te bespreken of bij nota te behandelen."
Of bij nota te behandelenOf nu de papieren vrucht der gedachte
missive brief schijnt nu eenmaal in de militaire correspondentie een
niet tot den bon ton behoorend woord te zijn) dan wel nota heet,
de hiervoren gecursiveerde woorden brengen in het wezen der zaak
geene verandering; zij dragen al in zeer geringe mate bij om het
beoogde goede doel in de hand te werken.
De nadeelige gevolgen van een dergelijke wijze van handelen, om
nl. de mondelinge behandeling van dienstzaken tot een minimum te
beperken, zijn niet uitgebleven. Het geven van mondelinge bevelen
met angstvalligheid vermijdende en die, vooral wanneer het eene
opdracht van eenig aanbelang geldt, vervangende door schriftelijke
bevelen, welke bij geen mogelijkheid in elk denkbaar geval kunnen
voorzien, zij hebben reeds meermalen eene onderneming doen misluk
ken. De redenen liggen voor de hand; zelfstandigheid en initiatief
worden daardoor bij onze troepenaanvoerders niet ontwikkeldge
schreven orders werken vooral op minder sterke naturen in hoogere
mate bindend dan mondelinge en bevorderen dientengevolge de
vrees voor het dragen van verantwoordelijkheid.
Al kan niet worden toegegeven dat schrijfwoede heerscht in ons
leger, schrijflust viert er hoogtij, den individuen, den goeden geest
en het mobiliteitsbegrip tot schade.
Mei 1890.
Dl. I, 1890. 38