588 aan te wenden ten bate van het Indisch Leger, dan kan inen hem daar voor niet erkentelijk genoeg zijn. Ook de aan het werk toegevoegde kaart munt door netheid en duidelijkheid uit. F. Dat de majoor Bruinsma het leger niet vergeet, waarin hij een schoone carrière maakte en dat hem ook in de toekomst nog veel belooft, bewijst hij door deze zijne tweede pennevrucht. Wij zijn den wakkeren wapenbroeder dan ook alleszins dank schuldig voor het lofwaardig gebruik, dat hij maakt van het archief bij het Ministerie van Koloniën, waarvan de kennisneming vooral blijkens het verhaal der krijgsverrichtingen in Edi gedurende de maanden April en Mei 1889 in ruime mate voor hem schijnt te zijn opengesteld. In de slotpagina's brengt schrijver eene warme hulde aan de nage dachtenis van een drietal kameraden, die hun leven hebben ten offer gebracht voor de eer van Neerland's vlag. Doch in zijn streven om dit te doen in aangrijpende taal, heeft hij aan zijn gevoel lucht gegeven op eene wijze, die aan den daarmede te maken indruk schade doet. Schrijver zij bedacht op de waarheid: „du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas. De typographische uitvoering van het werk is, gelijk wij dat van de firma Pijttersen te Sneek gewoon zijn, bepaald keurig te noemen. F. Onze versterking in het landschap Edi en de krijgsverrichtingen aldaar gedurende de maanden April en Mei 1889; door J. F. D. Bruinsma, Majoor der Infanterie van het Ned. O. I. Leger. (Uitgegeven voor een liefdadig doel.) Sneek. H. Pijttersen Tz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 598