584
De Militaire Willema Orde. Het vijf en
zeventig jarig bestaan herdacht door L. F.
A. Winckel en Gr. B. Hooijer, kapiteins der
Infanterie van het N. I. Leger, Ridders 4e
klasse dier orde.
(Uitgegeven ten voordeele van de Wedu
wen- en Weezenkas van de Koninklijke Ver-
eeniging „het Eereteeken voor belangrijke
Krijgsverrichtingen" te 's Gravenhage.)
Leiden. A. W. Sijthoff.
Wanneer do belangstelling voor het Indisch Leger in het vaderland
niet is toegenomen, dan is dat zeker niet daaraan te wijten, dat men in
den laatsten tijd de aandacht van het publiek niet genoeg op de diensten
en verdiensten van dat leger gevestigd heeft.
Vooral het hierbij aangekondigde werkje, geschreven ter herdenking
van het vijf en zeventig jarig bestaan der Militaire Willems Orde, heeft
de groote verdienste van in goede trekken duidelijk te maken, welke be-
teekenis de krijgsmacht in de Koloniën voor Nederland bezit.
Na een inleidend woord volgt een historisch overzicht, waarbij den
schrijvers althans wat Indië betreftGerlach's bekend werk blijkbaar
grootendeels de weg gewezen heeft, en hetwelk in goed gekozen grepen
voor het oog van den lezer de oorlogen en expeditiën ontrolt, die zee-
en landmacht, zoowel in Nederland als in Indië, sedert 1815 te voeren
hebben gehad, geschiedende zulks met het verklaarde doel een welver
diende hulde te brengen aan Nederlaud's groote mannen in deze eeuw.
De ze3tig laatste bladzijden van het werk zijn gewijd om den abstrac-
t.en zin van elk der woorden: Moed, Beleid en Trouw, het devies der Orde,
door voorbeelden tastbaar te maken, en de wijze, waarop dit is geschied,
mag zelfs uitmuntend geslaagd heeten. Dien lof kunnen wij, tot ons
leedwezen, niet toezwaaien aan het eerste gedeelte van deze pennevrucht.
Gebrekkig in stijl en taal, wordt bovendien door tal van ver gezochte
vergelijkingen de lezing daarvan niet zelden bemoeilijkt.
Doch waartoe dan ook de taak over twee hoofden verdeeldwaar zij
aan een van beiden zoo ten volle ware toevertrouwd geweest. De innige
verbinding of aanvulling van geest tochwaardoor het tweemanschap
Erekman-Ckatrian zich eene welverdiende vermaardheid verworven heeft,
aat zich niet dwingen; zij is eenig en men koude dit dan ook wel in
't oog.