62
dek gestuwd, en beschikte men dus over totaal 32.5 ton steen
kolen, doch had de Cerberus toen ook een diepgang van 1.165
M. vóór, en van 1.65 M. achter.
Ten einde een groot manoeuvreervermogen aan de Cerberus te
verzekeren, heeft zij twee balansroeren, welke door stoom bewogen,
zoowel afzonderlijk als te zamen kunnen worden gebruikt. Whrden
lange, rechte koersen gestuurd, dan brengt men het vóórroer buiten
werking, en bedient men zich van het achterroer alléén.
Tijdens het gevecht en in moeilijke vaarwaters, waar herhaaldelijk
van koers moet worden veranderd, gebruikt men beide en bedient
men zich 'daarbij van het stuurrad, dat zich in den toren bevindt.
Met het doel, de nadering van vijandelijke torpedobooten tijdig te
ontdekken en naar de meer achterwaarts ten anker liggende schepen
over te seinen, zijn alle torpedobooten en dus ook de Cerberus
van eene electrische lamp voorzien, en vervullen deze vaartuigen alzoo
ten opzichte van de grootere schepen de rol van vooruitgeschoven
posten.
Bij kort geleden op de Cerberus genomen proeven bleek, dat eene
boei op 1500 M. zichtbaar was en eene sloep tot 2500 M. ge
volgd kon worden.
Bewapening.
Zooals reeds vroeger werd gezegd, mist de Cerberus nog hare
eigenlijke bewapening van vischtorpedo's, en wrerd haar tijdelijk een
spartorpedo gegeven; dat is eene met 50 KGr. buskruit gevulde,
stalen kist, welke met behulp van de spar een holle stalen koker
op eene diepte van 3 M., tot 7 M. vóór den boeg kan worden
uitgevoerd.
Raakt dergelijke spartorpedo met eenige kracht het vijandelijk vaar
tuig, waarop de aanval is gemunt, dan doet de door den stoot terug
gedrongen stoothoorn een electrischen stroom sluiten, en ontsteekt
eene hierdoor in werking gebrachte gloeiingspatroon de lading.
Door proeven is bewezen, dat een afstand van 7 M. voldoende
is, om de op het oogenblik van aanraking met het vijandelijke schip,