70 14 Aug. 1879 d. i. het bereiken van Selimoen tot aan zijn aftreden geen strijd van eenige beteekenis meer heeft gevoerd. Dan had evenzoo moeten zijn aangetoond, dat 's Generaals naam bij den vijand zóó weinig woog, dat de toestaud, zooals die zich onder zijn opvolger ontwikkelde, zich ook onverbiddelijk zou hebben voorgedaan als hij ware aangebleven. Dandoch het is hier niet de plaats om daarover langer uit te weiden. Waar een woord van lof den schrijver recht matig toekwam, achtte ik het mij ook ten plicht enkele bedenkingen tegen het geleverd betoog in het midden te brengen. Treft der regeering in Nederland nog al eens het verwijt, dat het haar ontbreekt aan de noodige belangstelling voor de zaken in Indië, het leger heeft zeker geen reden tot klagen. Wat 1889 ons al niet gaf gij merktet het reeds ten rechte op, Veda levert stof te over tot erkentelijkheid, maar nog meer mogen wij ons verheugen in het feit, dat die welwillende stemming ten aanzien van het leger de blijken gaat dragen van perpetuiteit. Als een der be wijzen hiervoor mag voorwaar niet onvermeld blijven de nog in de laatste helft van het jaar genomen beschikking, waarbij de Brandewijns baai herdoopt werd en evenals de daaraan grenzende haven voort aan een naam zal dragen, die, naar de Minister van Koloniën hoopt, „een „nauweren band zal leggen tusschen Nederland en Indië en bij toe nemende vereering van wat waar, schoon en goed is, het ook niet lang „dure of, met [het verdwijnen van] den naam van „Brandewijnsbaai'', „in Nederland de trek tot brandewijn of jenever, in Indië die tot „opium geheel vergeten worde". Wanneer men nu in het oog houdt dat Jenever Indië Ko loniaal in de schatting van een groot deel der Nedorlandsche natie een „triniteit" daarstellen, waarvan de vereerders, ten wissen onder gang gedoemd, niet anders dan met zekere huivering genoemd of aangekeken worden, dan verdient elk streven om, zooals in casu, aan den eeneu kant het moraliteitspeil van deze drieëenheidbelijders te verhoogen en anderzijds een steen des aanstoots weg te ruimen, die de onverdorvenen in Patria herinnert aan het doemwaardige door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 81