77 voorkomen, den lande of den soldaat berokkend, en verplicht die schade te vergoeden"; terwijl art. 5 dier Instructie aangeeft: „Tot het voeren der menages worden den menagemeesters geene meerdere gelden gelijk tijdig toevertrouwd dan noodig zijn voor de behoeften van één dag. Schade, door afwijking van deze bepaling ontstaan, komt ten laste van den C. O." Heeft dus de C. C. aan deze (laatste) bepaling voldaan en bovendien den menagemeester de voor één dag benoodigde gelden pas op het laatste oogenblik, d. i. een oogenblik voor den inkoop, dan wel een oogenblik voor den aanvang van den morgendienst terhandgesteld, dan kan m. i., volgens het hierboven aangehaalde artikel 2, de C. C. nimmer aan- sprakelijk gesteld worden voor op de eene of andere wijze door den menagemeester te zoek gemaakte gelden. Ook in het Reglement op den Inwendigen Dienst is geenerlei bepaling te vinden, die voorschrijft dat, wanneer door den menagemeester bedoelde gelden ten eigen bate worden aangewend, de C. C. voor de vergoeding moet worden aangesproken. Immers artikel 122 bepaalt, dat: „Schade, door onoplettendheid, achteloosheid of ontrouw aan de menage veroorzaakt, wordt vergoed door hem of hen, die daarvoor volgens dit reglement verantwoordelijk zijn of in billijkheid kunnen gesteld worden, onverschillig of zij de rekening reeds al of niet met hunne handteekening bekrachtigd hebben en onverminderd de straffen daarvoor op te leggen. Zoo de schade door meer dan één dezer verantwoordelijken moet worden vergoed, geschiedt de vergoeding naar evenredigheid van de traktementen of soldijen, welke zij genieten." De C. C. kan toch niet verantwoordelijk gesteld worden voor ontrouwe handelingen van den menagemeester en zeer zeker is het met de billijk heid in strijd, wanneer de korpscommandant den C. C. de vergoeding oplegt voor schaden, door de ontrouw van den menagemeester aan de menage berokkent. Maar wie zal dan die schade vergoeden, wordt wellicht gevraagd. Ten laste van het gouvernement komt de aan de menage berokkende schade, is het antwoord hierop. Immers de menagemeester is gouvernements dienaar en de hem ten behoeve van den inkoop toevertrouwde gelden zijn gouvernementsgelden, zoolang de inkoop niet is volbracht. Maakt de menagemeester ze dus zoek, wendt hij ze ten eigen bate aan, dan ver goedt hij ook de schade, zoo hij er toe in staat is en zoo niet, dan lijdt het gouvernement de schade.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 88