ONZE BEMOEIINGEN MET NIAS ONDER GENE RAAL YAN SWIETEN. Vervolg van bis. 25.) II. Het onderzoek, door de heeren Nieuwen hu is en en Yon Rosenberg ingesteld, droeg aanvankelijk ook in staatkundigen zin goede vruchten. Het gelukte hun, tijdens hunne reis vriendschaps betrekkingen aan te kuoopen met de strandbevolking van Zuid- Nias, in het bijzonder van de Lagoendi-baai; en dat feit was van te meer gewicht, omdat deze bevolking de talrijkste en krijgs- haftigste van het eiland was. Zij had steeds alle pogingen tot toe nadering en verkeer met andere gewesten afgewezen, zelfs handels prauwen waagden het niet zich bij haar te vertoonen. Deze verwijdering was gedeeltelijk veroorzaakt door den aard der bevolking, die zich nog aan het koppensnellen overgaf; gedeeltelijk ook door de expeditie van 1847. Yolgens de inlichtingen, door de gecommitteerden hieromtrent ingewonnen, had de luitenant L. F. Donleben, met eene topographische opneming van het eiland belast, destijds de vijandige houding der bevolking van Lagoendi onwillekeurig uitgelokt door, in strijd met de hem onbekende plaatselijke gebruiken, eene badplaats der vrouwen te naderen. Die vijandige houding was bestraft door de vernieling der kampong Hili-dja-maffou, welke later, onder den naam van Singe- deassi, weder was opgebouwd. De bevolking was dientengevolge geenszins ten onzen gunste ge stemd. Door de bemoeiingen van de residenten Couperus en Netscher was in die stemming, gelijk uit het vorige Hoofdstuk gebleken is, reeds eene belangrijke wijziging ten goede gekomen, maar eerst door de besprekingen der gecommitteerden met de hoof den veranderde zij geheel in ons voordeel. Dl. I, 1890. 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 92