83 en met een zijner volgelingen en den broeder van den radja van Sin ge- deasai vermoord; de goederen van Ba ba Kwee n werden geroofd (1). Van de zijde van Fadoro en Singedeasai werd nu de tus- schenkomst des bestuura ingeroepen om genoegdoening voor deze trouwelooze daad te erlangen. Volgens 's lands gebruik moest die genoegdoening bestaan in vergoeding der geroofde goederen en uit levering der schuldigen. De rechtmatigheid der daartoe strekkende eischen werd in een vergadering door de hoofden van Orahili en Botohosi erkend, maar de voldoening daaraan werd niettemin ge weigerd, vooral omdat de personen, die zouden moeten worden uit geleverd, zoons der beide radja's waren. De generaal Van Swieten, met een en ander in wetenschap ge steld, begreep dat eene dadelijke beslissing ten deze noodig was om den verkregen invloed te behouden. Hij droeg daarom den civielen gezaghebber, kapitein De Vos, op de naleving der landsgebruiken te vorderen voor zoover althans zijne middelen en de gezindheid dei- tegenpartij dat mogelijk zouden maken. Kapitein De Vos zag echter al spoedig in, dat aan een te dringenden eisch geen gevolg zou worden gegeven, en was dus verplicht, de zaak in statu quo te latenhij gaf den hoofden eenigen bedenktijd om tot de uitvoering hunner door de lands- instellingen geboden verplichtingen te besluiten. Inmiddels schreef hij aan den resident van Tapanoeli, dat onze invloed voor altijd gevestigd zoude zijn, indien men de schuldige partij kon overhalen of dwingen, 's lands wetten te gehoorzamen; ge schiedde dit niet, dan zou er stellig oorlog ontstaan tusschen Fadoro en Singedeassi aan de eene en Orahili en Botohosi aan de andere zijde. Dan zou de reeds verkregen invloed verdwijnen, daar onze bondgenooten zouden ondervinden, dat onze bescherming niet baatte en zij slechts op eigen krachten moesten steunen. Het liet zich overigens voorzien dat B o t o h o s i, als de machtigste, door den oorlog ge- (1) Fata Geho is dezelfde persoon die genoemd wordt in een, volgens generaal Yan Swieten „zeer verdicht" artikel van liet Tijdschrift van Ned.-Indië.14e jaargang (1852), II, blz. 195—201. Hij was vroeger wegens rustverstoring veroordeeld door den rapat van Poeloe Tello (Ba to e-eilanden), en uit de gevangenis te Aj er ban gis ontvlucht. Door zijn verblijf op Nederlandsch grondgebied had hij, meende Yan Swieten, de voordeelen van rust en vrede leeren kennen, en al het nadeelige van den in Z u i d-N i a s bestaanden toestand leeren inzien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 94