91
te lezen, met de toepassing van het „A bon entendeur, demi-mot suffit"
komt men in dit opzicht reeds een heel eind.
Neemt men ten slotte in aanmerking, dat de bij de Militaire School
tot 2en luitenant opgeleide troepen-onderofficieren in het boekje geheel
onverdiend een alles behalve smakelijke pil te slikken krijgen en dat de
inhoud jongen, hun loopbaan pas beginnenden officieren weinig vertrou
wen in de kwaliteiten van hun chefs zal inboezemen, dan gelooven wij
niet te overdrijven, wanneer wij zeggen, dat de Indische militaire litera
tuur niet ontriefd zou zijn geworden, wanneer het hier besproken werkje
in de pen ware gebleven.
De militaire loopbaan van Gerrit Jan ter
Woord, Ridder derde klasse van de Militaire
Willemsorde. Driemaal eervol vermeld.
Oud-sergeant der Artillerie van het Red.-
Ind. Leger; door J. F. D. Bruinsma,Majoor
der Infanterie v. li. Ned.-Ind. Leger.
Ziedaar in korte trekken kort maar welsprekend de loopbaan ge
schetst van een held. Niet van een held, die in eigen praalgraf strijdens-
raoo de vorstelijke leden uitstrekt; niet van een held met klinkende
titels als waarvan Neerlands traditiën met rechtmatigen trots gewagen,
maar van een eenvoudig sergeant, een man die nog leeft, schoon van
velen vergeten, en van wien eenmaal getuigd kon worden„Waar dit
mogelijk was, heeft Ter Woord zich onderscheiden; onverschillig bij elk
gevaar, doodkalm en bedaard onder het hevigst vuur, altijd flink bij de
zaak, was hij een schitterend en opwekkend voorbeeld voor anderen.
Aanpakken voor zes, onvermoeid, sterk als een paard, daarbij bescheiden,
altijd beleefd, goedhartig, met alles tevreden, nimmer klagend of mop
perend, zelfopofferend en eene toewijding zonder grenzen, een type
van krijgsmansdeugd."
De schets van den Hr. Bruinsma, geweld als zij is uit het hart, maakt
blijkbaar geen aanspraak op literarische verdienste, maar gaat in een
voudige taal recht op het doel af; dat doel sympathie te wekken voor
echte krijgsmansdeugden is goed en edel en draagt den waarborg voor
het welslagen in zich.
Want zoolang, trots den cynischen tijd waarin wij leven, in ieder
mensch nog een vonkje gloort van geestdrift voor hetgeen edel is en