EENE PROEFNEMING MET DE VERSTREKKING VAN
SCHOEISEL AAN INLANDSCHE MILITAIREN.
(Met eene plaat)
Door den toenmaligen Militairen en Civielen Bevelhebber te Atjeh
den generaal-roajoor A. J. E. Diemont werd bij Commandements-
order dd. 21 November 1876 N°. 259 bepaald, dat aan de Inlandsche
militairen, behoorende tot de krijgsmacht aldaar, een paar schoenen
en een paar slobkousen zouden worden verstrekt.
In April 1877 werd omtrent de met die verstrekking opgedane
ondervinding speciaal gedurende de operatiën in de XXVI Moe-
kims van 26 t/m 31 Januari 1877 een rapport ingediend en wer
den daarbij gevoegd de rapporten van de commandanten der aan die
operatiën deelgenomen hebbende korpsen.
Volgens een dier rapporten was de maatregel met groote belang
stelling en met instemming begroet, als belovende de voldoening van
een lang gevoelde behoefte.
Neemt men toch in aanmerking de vele verwondingen, die zich bij
niet geschoeide Inlandsche militairen steeds voordoen, vooral bij het
doortrekken en doorzoeken van met taaie slingerplanten en doorn
struiken bedekte terreinen, waarbij de soldaat gedwongen is met de
meeste omzichtigheid zijn voeten neer te zetten op daarvoor uit te
zoeken, dikwerf eerst op te ruimen plekken; het oponthoud en
tijdverlies door dit alles veroorzaakt; het zich daardoor dikwijls
bedenkelijk verlengen eener marcheerende colonne; het bijna onmo
gelijke voor een sluip- of verkenningspatrouille, om in zulk een
terrein aan haar eersten plicht „nauwkeurig doorzoeken en obser-
veeren van den omtrek" te voldoende weinige slagvaardigheid, die
zij in zulk een terrein bezittende onmogelijkheid om zulke licht
kwetsbare troepen met het noodige élan tot den stormaanval te
brengen op versterkingen, die zonder uitzondering zijn voorzien van
Dl. II, 1890. 7