109
"verbonden, zich daarbij niet voor en beschermden zij, blijkens de
ondervinding elders opgedaan, den voet op zeer voldoende wijze.
Den Legercommandant werd daarom verzocht, omtrent deze vraag
te willen dienen van consideratie en advies.
Alhoewel de Legercommandant ook tegen deze verstrekking meende
te moeten adviseeren, bestonden daartegen echter niet die overwegende
bezwaren als tegen de verstrekking van schoenen.
Intusscheu ontkende de Legercommandant voor den Inlander het
nut van welk schoeisel ook.
De verschillende expeditiën hadden tot op dat oogenblik de nood
zakelijkheid daarvan niet doen uitkomen en bjj niemand was tot
vóór einde 1876 het denkbeeld opgekomen, dat het nuttig en wen-
schelijk zou zijn aan de Inlanders schoenen te verstrekken. Ook de
in den laatsten tijd met de verstrekking van schoenen verkregen
resultaten hadden de wenschelijkheid daarvan niet doen uitkomen.
En alhoewel nu moest worden toegegeven dat de daarbij ondervonden
bezwaren zich niet zoo zeer zouden doen gevoelen bij het gebruik
van sandalen, zoo meende de Legercommandant ook daartegen te
moeten adviseeren, omdat bij hem de overtuiging vaststond, dat de
Inlander, die van af zijn geboorte gewend is geweest onder alle omstan
digheden blootsvoets te gaan, niet de minste behoefte heeft aan eenig
schoeisel, van welken aard het ook moge zijn, zelfs wanneer hij zich
te velde bevindt.
De Regeering kon zich met deze conclusie niet vereenigen en
meende dat in den oorlog vaak moet worden geageerd of gemarcheerd
op terreinen, aan wier bewandeling de Inlander niet „van zijn geboorte
af" gewend is, omdat hij in den regel alleen als soldaat in de nood
zakelijkheid komt om er te loopen, en dan nog wel met snelheid.
De Regeering achtte daarom het nemen eener proef met sandalen
wenschelijk en verzocht den Legercommandant daartoe wel het noodige
te willen doen verrichten.
Dientengevolge werden gedurende een 5 a 6 tal maanden 300 paar
sandalen in Atjeh in beproeving gegeven.
Het resultaat was als te verwachten zeer bedroevend. (1)
(1) Bij liet Fransohe leger in Tonkin bevonden zich in 1886 vier regimenten
Tonkinsche tirailleurs, elk sterk 3 bataljons a 4 compagnieën [die groote overeen-