115
figuur 2 voorgesteld, zou men met den naam half-symmetrische kunnen
betitelen; de kromme lijn achbid in figuur 2 toch verschilt van
die in figuur 1 slechts daarin, dat men aan de eene zijde in de holte
der zooi iets meer en aan de andere zijde iets minder heeft uitge
sneden. Het voorste gedeelte acd boven de lijn ccl is symmetrisch,
zoo ook het hielgedeelte.
Zelfs al geeft men aan de zool den vorm efhbig in figuur 2,
de zaak verandert niet en de nadeelen, aan dien vorm in figuur 1
verbonden, blijven bestaan, want, zooals in de figuur te zien is,
is deze vorm verkregen door het voorste symmetrische gedeelte acd
der zool iets naar rechts te doen draaien. Op een dergelijke zool,
die voor het tegenwoordige mannenschoeisel in hoofdzaak nog den
meest geliefkoosden vorm heeft, kan de voet en kunnen speciaal de
teenen niet voldoende ruimte vinden, om zich bij het gaan uit te
spreiden. Met alleen wordt dus de voet in zijn bewegingen ge
hinderd, maar het voortdurend in abnormalen vorm gebogen zijn der
teenen heeft vergroeiingen van het beenderenstelsel ten gevolge, die
later pijnlijk worden en aanleiding geven tot „pijnlijke voeten", gelijk
men dat noemt. Zoo algemeen verspreid die kwaal is bij Euro
peanen, zoo weinig hoort men daarvan bij Inlanders.
Wel lijden die aan andere ziekten en verwondiogen der voeten,
maar deze hebben andere oorzaken.
Heeds in de vorige eeuw is op den onjuisten vorm der gebezigd
wordende zolen gewezen en wel door onzen landgenoot Camper
echter zonder eenig resultaat, totdat professor G. H. Meijer in Ziirich
in 1858 nogmaals „die richtige Gestalt der Schuhe" ter sprake bracht
in een opstel, dat door hem in 1874 met nog eenige andere in een
boekje, getiteld: „Die richtige Gestalt des menschlichen Körpers in
Hirer Erhaltung und Ausbilclung"werd uitgegeven.
Professor Meijer stelde daarin de functie van den grooten teen
bij het loopen in het licht en gaf aan, hoe z. i. daarbij de voet den
bodem verlaat.
In het vlak van den bodem, waarmede de voet, zoolang hij in rust
is, in aanraking blijft, kan men zich (figuur 4) een driehoek abc
voetzool-driehoek denken, waarvan de hoekpunten zijnhet midden
van den hiel, daar waar het hielbeen zijn steun vindt, en de gewrich-