177 De le colonne zou zich in het Zuiden opstellen, loodrecht op de wegen, die naar Gamon en Gambia leiden; zij moest evenzoo met hare projec tielen van 80 en 65 mM. en haar salvovuur de omgeving en het in wendige van de sagné en de tata teisteren. Ongerekend enkele geweerschoten, gewisseld tusschen onze vooruitge schoven posten met eenige rondzwervende lieden, die zonder twijfel tot Sanoundè en de omringende dorpen behoorden, ging de nacht zonder eenig voorval voorbij. Het vertrek had plaats om uur en de marsch werd uitgevoerd, zooals ik den vorigen avond had voorgeschreven. De troepen, zoowel Europeanen als Inlanders, waren erg geanimeerdde vermoeienissen der laatste dagen waren vergeten en telkens hoorde men in de gelederen der tirailleurs den met toorn uitgesproken naam van Mahmadou-Lamine. De eerste poel werd met veel moeite overgetrokken met behulp van eene brug, die in derhaast door de sectie genietroepen geslagen was. De gevangenen van den vorigen avond, die aan het hoofd marcheerden met de handen vast gebonden aan een om den hals gewikkeld touw, leidden de colonne dwars door het houtgewas, dat ons aan alle kanten omringde. Tegen acht uur seinden de ruiters van de spits, dat het dorp Samé bezet was door een groot aantal gewapenden. De 2e colonne kwam dadelijk in bataille, ter wijl de le colonne rechts uitzwonk om het dorp om te trekken. De be woners, zich zoo overvleugeld ziende, ontvluchtten. De spahis, die dooi den plas van Samé opgehouden werden, konden slechts enkele vluchtelingen vangen. De marsch werd hernomentegen negen uur kwam de voorhoede op de groote open vlakte, in welks midden Diauna, met haar tata in het midden en haar dubbele sagné, ligt. De plaats was verlaten. Een begin van brand, in het dorp ontstoken, werd dadelijk gebluscht. Twee of drie gebrekkigen, die in eene hut gevonden werden, deelden mede, dat de Marabout sedert den morgen van den vorigen dag gevlucht was in de richting van Safalou; onder de hem omringende hoofden was verdeeldheid ontstaan en verscheidenen van hen weigerden de Pranschen te bevechten. Mahmadou-Lamine, met zijne getrouwen en zijne strijders van Diafounou en Guidimakha, trok terug op ÏTiani, terwijl de door hem in de omgeving geworven lieden, verschrikt door de beschieting van Sa- roudian en de plotselinge komst der beide colonnes, in de bosschen vluchtten, hunne goederen in hunne dorpen achterlatende. De teleurstelling was groot. In den morgen van den 24en op het oogenblik, dat de 1° colonne te Soutiou-Sega en de 2e colonne te Sarou-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 196