178 dian kwatn, was de Marabout nog te Dianna. De tegen Saioudian ge richte kanonschoten hadden hem tot de vlucht doen besluiten en zijn leger uit elkander gejaagd. Toch was onze marsch zeer snel ge weest, daar elk der colonnes den vorigen dag meer dan 40 KM. had afgelegd, om zich bij Sanoundè te vereenigen. De vermoeienis was dan ook buitensporig geweest, vooral voor de dieren. Ik liet de beide colonnes dadelijk het bivouak betrekken in hunne stellingen voor Dianna en zond den tolk Alassane met een groep ruiters der hulptroepen op verkenning naar Sarougui. Te gelijker tijd gelastte ik kapitein Robert, om zich den volgenden morgen met zijne compagnie tirailleurs, de spahis en de cavalerie der hulptroepen gereed te houden, (om den Marabout te achtervolgen. Denzelfden dag nog zond ik aan den administratietrein het bericht, ons levensmiddelen van Pounégui te brengen. Deze approviandeeringsquaestie was zeer belangrijk. De Europeanen kunnen in dit afmattend klimaat slechts leven als zij krachtig voedsel ontvangen. Wat de Inlanders, bijv. de tirailleurs, betreft, het „ration" speelt een rol, welbekend aan die officieren, welke den oorlog in Soudan hebben meegemaakt. Zij marcheeren goed; zij strijden met kracht, maar zij moeten een „goed ration" hebben. Men zal zich dus niet verwonderen, dat van den dag van aankomst te Dianna af, alle bezigheden ten doel hadden de noodige levensmiddelen te verzamelen voor het personeel en de dieren. Juist deze approviandeering belette mij verder voorwaarts te marcheeren. Ik bevond mij reeds op 180. KM. van Sénoudébou en tusschen ons en dien post was eene woestijn. De trein had 4 dagen noodig, om ons van het depot te Pounégui ternauwernood van 3 dagen levensmid delen te brengen, vooropgesteld dat dit depot regelmatig van uit Sé noudébou gevoed werd. Het was te vreezen, dat dit niet geschiedde. Een koerier had het treurige nieuws gebracht van het overlijden van den 2en luitenant Mauhert, die in weinige uren aan een hevigen koortsaanval bezweken was. Hij had zelfs zijn dienst niet kunnen overgeven aan den 2™ luitenant Pichon, die door eene ernstige leverziekte niet mede naar Dianna had kunnen gaan. Had deze jonge, alleen op den post Sénou débou achtergelaten en nu ontslapen officier, hoewel bekend wegens zijne energieke eigenschappen, voor de aanvulling van het depot te Pounégui kunnen zorgen? Bovendien volgden de lieden van Bontou allen de co lonne, aangetrokken door het aandeel in de winst. Zij weigerden als dragers dienst te doen en naar Sénoudébou terug te keeren. Ik benutte op groote schaal de hulpbronnen, die het land opleverde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 197