205 Bij het geven der correctie staat men aan het gevaar bloot dat dezö door den stukscommandant verkeerd wordt opgegeven en door den richter verkeerd wordt aangebracht. Dit bleek mij dikwijls, wan neer na een vermoeienden marsch vlug in batterij werd gekomen. Maakt men van een hulprichtpunt gebruik, iets dat in laag terrein bijna regel zal moeten zijn, en daarbij genoodzaakt tengevolge van sterken wind abnormale correctie aan te brengen, dan heeft de rich ter zooveel zaken te onthouden dat van de 100 gevallen 99 keer al les in de war loopt. Stel bijv. dat bij het bergkanon gericht wordt op 1000 M. en dat men een hulprichtpunt aanneemt, waardoor 3x/2 °/00 linksche correc tie en 125 M. minder O. H. noodig zijn. Wanneer nu bijv. het com mando: „Alle stukken op 900 M., 2°/00 rechtsche correctie11 (dit laatste bijv. bij wind) wordt gedaan, dan heeft de richter 5 getallen te ont houden. nl.O. H. 900 M.; vermindering in O. H. 125 M.; normale correctie 2x/2 °/00; correctie dooi- het richten op het hulp richtpunt 3x/2 °/00 L.; buitengewone correctie in het commando ge noemd 2°/00 rechts. De O. H. wordt dan (900—125) M. 775 M. en de correctie (21/j 3x/2 - 2) o/00 4 o/OQ Links. Bij het berekenen van de correctie in bovenvermeld geval, heb ik zelfs door onderofficieren, die overigens goed ontwikkeld waren, steeds fouten zien maken. Een kanonnier verliest in zulk een geval zijn hoofd geheel en alhij verwart dan links en rechts met elkander of telt alles maar bij elkaar op. Het resultaat is steeds dat er eerst een geruime tijd verloren gaat met het kijken op de schootstafel en het nazien van de aanteekening der correctie voor het hulprichtpunt, ter wijl ten slotte de opzet geheel verkeerd is gesteld. Om dit laatste te voorkomen, zou men dan genoodzaakt zijn de opzetten te laten stellen door de sectiecommandanten, doch dat gaat niet altijd, daargelaten dat een sectiecommandant zich ook wel kan vergissen. In de bepaling, dat richters der le en 2e klasse den opzet vlug en juist moeten kunnen stellen, ligt in sommige gevallen eene onoverkomelijke moeielijkheid. Al strekt men de oefeningen nog zoo ver uit, men zal dat bezwaar nimmer te boven komen. Laat ieder batterij commandant, die vermeent dat ik mij aan overdrijving schuldig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 224