299 -- hetgeen na de laatste oorlogen, door het Britsch-Indische leger gevoerd, is geschieddie zoo duur gekochte ondervinding is bij ons steeds en ook nu weer zonder vrucht gebleven en zoo goed als verloren gegaan, zoodat dezelfde oorzaken, evenals vroeger, ook bij een volgende gelegenheid tot een verspilling van geld en menschenlevens op groote schaal zullen leiden, terwijl toch de middelen onvoldoende zullen blijven. De feitelijke toestand is nog steeds dat thans, evenals vroeger, in normale omstandigheden bij ons geen penning voor den trein wordt uitgegeven naar het schijnt wordt dus aan een organisatie of eene voor bereiding voor mogelijke expeditiën niet eens gedacht. En dat, terwijl het Indisch leger reeds zoo lang een generalen staf heeft. Yoor hen, die wellicht nog van meening mochten zijn, dat het voor onze overzeesche expeditiën en oorlogen tegen onzen Inlandschen vijand niet van groot gewicht te achten is om de aangewezen troe penmacht met spoed te voorzien van een geoefenden trein, zoodat de vereischte militaire operatiën dadelijk krachtig aangevangen en snel beëindigd kunnen worden, bevat het gebeurde met de Engelsch- Indische expeditie naar Opper-Burma in 1885 een nuttige les. De bedoeling van de Regeering en de politieke toestand maakten toen snel handelen noodig, en inderdaad er is ook snel gehandeld. Den 27en October 1885 werden de bevelen voor de uitrusting der expeditie uitgevaardigd en den 13en November d. a. v., dus 17 dagen later, was de expeditionnaire macht te Thayetmyo op de grens van Opper-Burma bijeen, zoodat den 14en de krijgsver richtingen konden aanvangen en de expeditie, ingescheept op 27 groote stoomschepen en 70 andere vaartuigen, de rivier Irawaddy opvoer. Zij was sterk 14000 combattanten, ingedeeld in 3 brigades, en bestond uit: 2 batterijen garnizoensartillerie, twee bergbatterijen, een sterke afdeeling genietroepen, twee eskadrons Inlandsche cavalerie, 3 bataljons Engelsche infanterie en 9 bataljons Inlandsche infanterie, een en ander met staven, diensten en trein, alles uit de garnizoenen in Yoor-Indië, tot uit de Punjaub toe, en dus over zee vervoerd. In zoo'n korten tijd moest de troep worden gemobiliseerd, alles voor het vervoer over zee worden gereed gemaakt en ook alles wat den treindienst betreft geregeld worden wanneer men slechts eenige ondervinding van zulke zaken heeft, kan men nagaan wat dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 318