300 zeggen wil. Was toen niet reeds de in het IIP gedeelte van dit opstel bedoelde organisatie van den trein in werking geweest, dan was een en ander volkomen onuitvoerbaar geweest; nu evenwel ging dat glad en vlug. Dat resultaat is ook daarom voor ons van belang, omdat men tot nog toe, op grond van hetgeen de geschiedenis omtrent het uitrusten van overzeesche expeditiën, ook in Britsch-Indië, had geleerd, zeer terecht de meening was toegedaan dat wij, bij eventueele bedreiging door een buitenlandschen vijand, konden rekenen op een voorberei dingstijdperk van minstens twee maanden, terwijl nu duidelijk is aangetoond dat m de helft van dien tijd een vloot met een flink landingsleger aan boord voor Java's wal kan verschijnen. In een opstel over het militair transportwezen te land in Indië, voorkomende in de aflevering 12 van 1881 en de N°'s. 1 en 2 van 1882, worden belangrijke mededeelingen aangetroffen omtrent de ont werpen, welke geruimen tijd geleden te berde gebracht en de voor stellen, welke gedaan zijn om tot de regeling van den treindienst te geraken; die mededeelingen berusten klaarblijkelijk op officieele gegevens en toonen aan dat jarenlang het legerbestuur het vraagstuk van den trein niet uit het oog verloor en het aan pogingen, om tot een regeling daarvan te komen, niet ontbroken heeft, maar ook dat naasc goede inzichten ter zake ook vreemde denkbeelden, gebrek aan kennis van het behandelde onderwerp verradende, gehuldigd werden. Wat echter vooral de aandacht trekt, is het feit dat de krachtigste pogingen om tot eene regeling te geraken en de beste voorstellen daartoe reeds zeer oud zijn en met den tijd en het toenemen van de opgedane ondervinding die pogingen hoe langer zoo zwakker zijn geworden. Naarmate dus de gebreken van den bestaanden toestand duidelijker aan het licht kwamen en tengevolge van de ontzettende nadeelen, daardoor vooral in de laatste jaren teweegge bracht, meer algemeen werden ingezien, zijn van de zijde van het leger bestuur de pogingen, om in de bestaande leemte te voorzien, zwakker ge worden en eindelijk, naar het schijnt, geheel gestaakt. De laatste onbetee- kenende poging, om tot eene oplossing te geraken, werd onder het legercommando van den generaal Kroesen (1869—73) aangewend, die echter, naar het schijnt niet oordeelkundig gesteund en gediend, van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 319