301
het door hem geopperde denkbeeld tot oprichting vao een transport
trein moest afzien. Nog eenmaal, onder het legercommando van den
generaal De Neve (187579), werd de quaestie bij de intendance aan
hangig gemaakt, maar tot aan ziju aftreden zonder eenig gevolg en
ook na dien tijd schijnt zelfs een advies ter zake uitgebleven te zijn.
Sedert dien tijd met het toenemen der ondervinding en het vermeer
deren der gegevens heerscht, zoover bekend, een beteekenisvol
stilzwijgen.
Aan den in vorenbedoeld opstel uitgedrukten wensch om een geschie
denis te bekomen van het Indisch militair transportwezen te velde bij
de krijgsmacht in Atjeh en Onderhoorigheden sedert de le Atjehsche
expeditie, verrijkt met de noodige statistieke opgaven, is ten deele
voldaan door de verhandeling over „de transportmiddelen bij militaire
expeditiënvan de hand van G. J. van Eooten, voorkomende inde
N°'s. 6, 7, 8, 10 en 12 van den jaargang 1886 van dit tijdschriftik
zeg ten deele, omdat, hoe belangwekkend de daarin medegedeelde
gegevens ook zijn, voor de volledige beoordeeling en vooral voor het
ontwerpen van eeue organisatie, gebaseerd op de lessen der geschie
denis, eene meer volledige en stelselmatige opgave van cijfers en feiten
gewenscht moet genoemd worden, welke vermoedelijk niet door den
schrijver werd gegeven om te groote uitvoerigheid en dorheid te
vermijden, maar vooral omdat daarin de financieele geschiedenis, die
ons in staat moet stellen te beoordeelen wat het transportwezen den
lande te Atjeh heeft gekost, geheel ontbreekt.
Niet geheel ten onrechte wordt in het laatstbedoelde opstel de
aandacht in hoofdzaak gevestigd op de belangrijkste expeditiën der
laatste 25 jaren in onze koloniën, omdat zij de meest leerzame en
van de vroegere op verre na niet zulke gedetailleerde gegevens be
schikbaar zijn; wanueer men intusschen de geheele quaestie wil
overzien, mag de bij vroegere oorlogen opgedane ondervinding, vooral
wanneer die, zooals hier, niet onbelangrijk is, niet geheel uit het
oog worden verloren en het komt mij daarom noodig voor er met
een enkel woord gewag van te maken.
In zijn werk: „De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter
Westkust van Sumatra" deelt de generaal-majoor H. J. J. L. Ridder
de Stuers eenige gegevens en beschouwingen mede omtrent de in-